10 zomervragen in 10 minuten aan Dennis Tak, raadslid Partij van de Arbeid Rotterdam
door Jan D. Swart
Dennis Tak behoort tot de jonge honden van de Rotterdamse politiek. Van oorsprong Brabander. Hier blijven hangen na een voltooide opleiding Master in Finance. Dat hebben meer studiehoofden gedaan die nu in de gemeenteraad hun opvattingen laten schuren. Die van Tak zijn links. Het moet allemaal erg deugen. Maar hij is in elk geval niet bekleuterend.
Tak fietst en rijdt ov. Een vlotte RABO-jongen die trouwens vindt dat het geld moet rollen. Hij weet alles van dukaten en heeft bij de PvdA dan ook de portefeuilles waar betaalmiddelen een rol van betekenis spelen: haven, bouw, dus ook de gebiedsontwikkeling op Zuid. En hij heeft één hobby: de horeca. Althans de horeca die hij kan befietsen.
1. Wordt het nog wat met die gebiedsontwikkeling op Zuid?
Tak: ‘’Ja. Zuid heeft de toekomst. Als je kijkt wat daar samenkomt: Feyenoord City, woningen boven het spoor (Feyenoord XL), een nieuwe oeververbinding. Duizenden woningen en een nieuw stadshart. Kei gaaf.’’
2. Nog steeds kritisch tegenover een nieuw Feyenoord-stadion, of al helemaal omgepraat?
Tak: ‘’Altijd kritisch. Met een eigen mening. Wel realistisch. Er moet worden voldaan aan de voorwaarden van de position paper, anders houdt het op. Als dit stadion financieel haalbaar blijkt en zichtbaar beter is voor de betaald voetbaltak, dan moeten we het gewoon doen. Dan is er win-win. Ik ben vooral kritisch over de kosten voor de stad. Veertig miljoen, dat is het matje. Maar het wordt wel tijd dat de bvo, de voetbaltak van Feyenoord, zich uitspreekt wat ze nu willen met het stadionproject. Dan weten alle partijen waar ze aan toe zijn. Ik vraag me wel af, en al heel lang, waarom de voetbaltak niet zelf de onderhandelingen doet met de gemeente in plaats van de gebiedsontwikkelaar met de N.V. Stadion. De voetbaltak is uiteindelijk de opdrachtgever. Bij het betaald voetbal zit de potentie in geld. Daar ligt dus ook het risico. De bvo wil weten wat er overblijft. Dat is ook hun worsteling. En dan denk ik: laat zij dan ook zelf onderhandelen.’’
3. Vind je dat raadsleden - die denken dat Ernst Happel een kunstschilder was - mogen meebeslissen over zovéél historie?
Tak: ‘’Lol. Ik zal heel eerlijk zijn. Zelf heb ik ook geen idee wie Ernst Happel was. Ik heb gegoogeld. Je mag best weten: ik heb de ballen verstand van voetbal. Maar ik kan wel wat zeggen over de financiële onderbouwing van dit verhaal. Want juist die financiële kennis mis ik nog wel eens in de bedrijfstak betaald. Als je niet oppast wordt zo'n stadion een wedstrijdje 'wie heeft de langste'? Een te groot, te duur, stadion met miljoenenverliezen, daar schiet niemand wat mee op. Daar waak ik dus voor."
4. Hoe komt het dat die import-studenten zo geïnteresseerd zijn in deze stad? Of is de grote stad het vertrekpunt van hun ambitie en is Rotterdam maar een toevalligheid?
Tak: ‘’Ze hebben hier gewoon verdomd goeie opleidingen. Ik heb na vier jaar MAVO eerst Grafisch Lyceum gedaan, omdat die in 3D animaties de beste van Nederland was. Toen vier jaar HBO in Breda en weer terug naar Rotterdam voor mijn Master in Finance. Pas toen ik er woonde besefte ik hoe vet die stad was.”
5. Import zeggen wij dan. Weten niet eens waar de Rubroekstraat is, en de betekenis. Maar nu omgedraaid: hoe kijkt een Brabo tegen een Rotterdammer aan?
Tak: ‘’Het mooie van deze stad is dat die vol zit met import Brabo’s. Mijn vader reisde hier ook naar toe, voor werk. Jarenlang op en neer. Rotterdammers zijn lekker hard en duidelijk. Ik hou namelijk niet van het pretentieuze. Dat pretentieuze heeft de PvdA in Rotterdam juist de kop gekost. Tot 2002 de arrogantie van de macht. Ik geloof in linkse idealen, maar politici mogen nooit vergeten dat alles vergankelijk is. Dat zou je nederig moet maken. Het kan anders. Daarom heb ik me gekandideerd. Ik voel me hier op mijn gemak. In Brabant zijn de mensen ook niet zo ingewikkeld. Maar de agressie in Rotterdam zou wel wat minder mogen. Mijn vriendin nafluiten en als je er wat van zegt: gelijk die vuist de lucht in. Dat zie je in Brabant niet. En volgens mijn vriendin ook veel minder in Amsterdam.’’
6. Wie doen dat?
Tak: ‘’Jonge gasten. Nee, dat heeft niks met opleiding te maken. Het zijn jochies in een groep. Met name in het centrum van de stad. Opgefokt reageren. Als ik ergens met de fiets doorheen wil, gelijk een grote bek krijgen. Schreeuwen ook.’’
7. Maken ze dezelfde herrie als Stephan van Baarle van Denk?
Tak: ‘’Haha.’’
8. Weleens overwogen om iemand voor z’n bek te slaan?
Tak: ‘’Nee. Hooguit uit zelfverdediging. Maar dan moet ik terug naar de tijd van de middelbare school. Ik heb geen losse handjes. Vijf jaar geleden voor ’t laatst zelf klappen gekregen in Kopenhagen. Uit het niets. Had de man, die met zijn vuist uithaalde, niet eens gesproken. Was een bizarre situatie.’’
9. Wat is je slechtste eigenschap?
Tak: ‘’Ik ben extreem ongeduldig en kan fel uit de hoek komen om zaken in beweging te zetten. Mijn doel is altijd: impact maken. Of dat nu op mijn werk is bij de RABO of in de Raad. Ik wil op de plek zitten waar ik denk de grootste bijdrage te kunnen leveren. Ben heel resultaat gericht. Daar krijg ik energie van.''
10. Ik krijg de indruk dat jij heel erg ambitieus bent. Van raadslid naar wethouder, zeker? Goed ingeschat?
Tak: ‘’Als er een wethouderschap op mijn pad zou komen, zou ik die kans pakken, ja. Eerlijk toch.’’
10a. Heb je tenslotte wellicht een favoriet raadslid?
Tak: ‘’Ik ben een fan van de stijl van René Segers van het CDA. Ja, die is ook import. Een Limbo. Maar hij slaagt er als een van de weinigen wel in om het politieke debat op te tillen naar iets groters. Hij prikkelt om verder te kijken dan de waan van de dag. Dat is in deze tijd van populistische schreeuwers, op links en rechts, een welkome verademing.’’