Onvrede over grootschalige festivals in Rotterdamse parken groeit. Wie denkt dat het de boomers tegen de boemers zijn, heeft het mis. Dinsdag jongstleden kwam er een keur aan Rotterdammers langs bij de gemeenteraad voor een hoorzitting over het bestemmen van openbare grond als evenementenlocatie. Dat zijn vaak omwonenden, dus ervaringsdeskundigen die er verstand van hebben en zich uitspreken tegen de festivalisering van hun leefomgeving. Zit niks beroepszeikerigs aan.
Andere gedupeerden waren er niet, en toch ook weer wel. Want hoewel stadsdieren niet zelf de gang naar de Coolsingel kunnen maken, was er in de bevlogen inspreekbijdragen van mensen uit met name Blijdorp en Kralingen genoeg aandacht voor hun lot.
Dat Blijdorpers en Kralingers zo van zich lieten horen, is geen toeval. Hun spreekwoordelijke achtertuin is namelijk een veredeld evenemententerrein. Bewoners van de Vroesenlaan, aan de rand van het park, bonken jaarlijks uit hun woningen door de lage bastonen van een dancefestival. En in Kralingen gaan ze ook in 2022 geheid weer last hebben van de vier grootschalige festivals die nota bene aan de andere kant van de Kralingse Plas worden georganiseerd.
Het zou natuurlijk best kunnen dat festivals een maatschappelijk doel dienen. Sterker nog, ik twijfel er niet aan. Mensen vinden het leuk. Maar dat die knoerten van festivals per se altijd in onze drukbezochte parken worden georganiseerd, is bepaald geen feest. Tot tweemaal toe heb ik tijdens bewuste hoorzitting aan de ook aanwezige belangenbehartigers van de evenementensector gevraagd waarom er toch altijd weer wordt gekozen voor het park als the place to be. Wat we al wisten: festivalorganisatoren zien parken als het ideale, sprookjesachtige decor. Stuwt de kaartverkoop op, in mijn woorden. Ja, zo plat is het. Omwonenden ontvluchten het huis en het gazon moet kapot voor louter bedrijfseconomische motieven.
Zo zou het niet moeten gaan, maar gaat het wél. In plaats van de parken te ontzien, worden deze groene oasen van de stad doodleuk door de gemeente toegevoegd aan de evenementenkalender. Een paar jaar geleden is voor Park de Twee Heuvels in IJsselmonde al een locatieprofiel opgesteld en dit jaar gaat het dan eindelijk ‘los’. In juli (hardcore/gabber) en september (urban) zijn buurtbewoners verschoond van hun openbaar groen. Inclusief de op- en afbouwtijden van liefst vijftien dagen per festival zijn de IJsselmondenaren hun park tot wel een maand kwijt, in het zomerseizoen. Een kwestie van tijd voordat ook zij zich melden op het stadhuis.
Op een steenworp van Park de Twee Heuvels ligt een groot parkeerterrein, bij het stadion van Feyenoord. Treinstation om de hoek, trammetje voor de deur. Een meer logische plek voor festivals in dit deel van de stad is er eigenlijk niet. Totdat er in Rotterdam een festivalterrein à la het Haagse Malieveld te vinden is, welteverstaan.
Voor nu is het hommeles in ‘t stadspark. Zolang zij de plaatjes draaien, draaien wij voor hen.
En festivalorganisatoren zijn kieskeurig. Dit wordt wel duidelijk uit het feit dat veel in potentie kansrijke festivallocaties bij voorbaat worden uitgesloten. De gemeente had op verzoek van de gemeenteraad als handreiking aan de sector een lijst van liefst 21 nieuwe festivallocaties opgesteld, om zo feestgedruis en aanverwante overlast beter over de stad te spreiden. Daar zaten wederom een hoop ‘onverharde’ (lees: parkachtige) locaties bij, maar níet die organisatoren voor ogen hebben. Behalve de Oude Plantage, het oudste park van Rotterdam. Die plek is te gek.
Gelukkig blijkt het college van B&W eindelijk eens de belangen van bewoners en stadsnatuur te snappen. Een festival op de Oude Plantage? Die komt er niet. Bij nader inzien teveel geluidsoverlast en ecologische schade. En eind vorig jaar is het aantal boemboemboemfestivals in het Vroesenpark teruggebracht tot een enkele per jaar. Lichtpuntjes.
Of slechts schaamlap?