Als Rotterdamse woningcorporaties mooie, prijzige middenhuurwoningen gaan bouwen, dan laat je dat betalen door de huurders van die corporaties. De hoge, almaar stijgende bouwkosten van die woningen met huren tot 1158 euro laat je betalen door veertig procent van de bewoners van de stad. Oftewel veertig procent van de Rotterdamse bevolking met de laagste inkomens.
Al het geld dat door een corporatie wordt uitgegeven, is immers geld van de huurders, vertelde afgelopen donderdag een corporatiedirecteur tijdens een ontmoeting met de gemeenteraadscommissie bouwen en wonen.
Zijn verhaal ging over het feit dat veertig procent van de armste Rotterdammers in hun hoedanigheid van huurder van een corporatiewoning steeds vaker meebetaalt aan projecten, waarvan je je kan afvragen of de rekening wel volledig bij hen moet worden neergelegd. Projecten voor bijvoorbeeld het behoud van cultureel erfgoed.
Op de Coolsingel kunnen politici wel roepen, dat mooie, oude corporatiewoningen absoluut gerenoveerd moeten worden, omdat beeldbepalende, karakteristieke, cultuurhistorische sociale woonblokken voor de stad behouden moeten blijven. Maar dat is makkelijk lullen, als je er zelf niet aan meebetaalt.
“Als de stad het heel belangrijk vindt, dan is het goed dat de stad daar ook iets voor over heeft. Laat het dus niet alleen via de portemonnee van de corporatie lopen, dat is de portemonnee van de huurder. Als we het als stad belangrijk vinden dan kan honderd procent van de Rotterdammers daar een bijdrage aan leveren”, was de oproep, die de in bouwen en wonen gespecialiseerde raadsleden werd meegegeven. Sommigen toonden zich er gevoelig voor.
Maar niemand kwam op het idee om door te vragen.
Zo werd bijvoorbeeld de volgende vraag niet gesteld:
Hoe blij moet die veertig procent van de Rotterdamse bevolking met de laagste inkomens zijn met het voornemen van hun sociale huisbaas om een steeds groter aantal middenhuurwoningen te gaan bouwen? Middenhuur, die voor hen onbetaalbaar is. Daar schiet de zogeheten primaire doelgroep weinig mee op.