De dood van Rotterdam

22 October 2024, 11:41 uur
Columns
mainImage

Ik heb de dood en het leven van Rotterdam meegemaakt. Jaren tachtig. Waarschijnlijk meerdere mensen met mij. Zoveel keer Feyenoord, yep die voetbalclub. Als je DNA eenmaal in je door je opa uit Crooswijk is toegediend dan ben je ‘total fucked’. Net zoals mijn woorden in de gemeenteraad: ‘Show me the money’.

Het stadion kwam er niet ondanks dat Abu er tegen elk protocol kwam zitten tijdens een hoorzitting daarover. Heb nog steeds Abu hoog zitten. Hou de boel maar bij elkaar in Rotterdam. Heb hem veel liefde toegewenst tijdens zijn vele afscheiden. Liefde. Ik hoop dat ik meer witte wijn heb gedronken. Dat is misschien wel m’n geuzennaam. Witte wijn. Ach, ik ben uit een arbeidersgezin en nu ben ik: "a rich, bored, bourgeois family".

Ja, vervelend. Ik lul en beetje buiten de deur. In Hollywoodstyle. Dankzij Zorro in het Prinsestheater op de Schiedamsedijk. Mijn loopbaan in de media met kaviaar, mes en vork. Het rode boekje van Mao. Vooral dankzij m’n ouders uit Crooswijk en de echte sociaaldemocraten die geloofden in de verheffing van het volk. ‘So here I am’!

Ik was al vertrokken naar Amsterdam. Hier had ik geen toekomst. Jaren 70 en 80.

Alleen mijn twee scheidingen en drie vrouwen lieten we mij weerhouden van de mooiste rotstad die er is te verlaten. (schijnt een liedje van te zijn maar Kralingen telt niet echt mee).

Terug naar Rotterdam. Ik heb de mooiste journalistiek meegemaakt. Onlangs nog Het Vrije Volk ontmoet. Bakermarkt. Alleen als je Sophie Hilbrand als baken neemt met Snuiven en Slikken als journalistiek. Sorry. Je weet echt niet waar je het over hebt. Zelfs die gozer met die dode rat op zijn hoofd zit nu ver onder zijn niveau. Pauw? ‘What’s is in the name?’, Of was Witteman zo goed?

 O, sorry. Het Vrije Volk. Ik heb het privilege gehad om tijdens Sparta mijn iconen te ontmoeten. Dat was journalistiek. Ik dank hun. Zij hebben mij gevormd in het vak.

Maar, ik zeg het maar 1 keer. Tussen de dood en het leven van Rotterdam zit maar 1 man. Fons Burger. In 1985. Ik maakte een krantje voor Bram Peper. Wist wie hij was. Hij hoefde het niet te doen. Zat als een magere eikel tegenover mij tijdens het interview.

 ‘Jaaaaaah, weet het ook niet, eerst maar ff slopen. Dan iets van muziek. Bandjes weet je.”

 Afijn, dat werden Prince, Johnny Cash, afijn later nog een keer Nighttown. Met house als eerste in Nederland. Iedereen weet het nog. Fons is een vriend van mij geworden na Dif met alle journalisten, schrijvers en beeldmakers uit de top van Nederland, dus na onze ruzies ben ik niet onafhankelijk.

 Maar wat ik wel weet. Is dat hij een penning voor de stad verdiend.

 En alle PvdA en Leefbaar mogen mij bellen waarom hij dat niet allang heeft gekregen.