Het eerste tuberculose sanatorium (1919)

28 April 2025, 18:22 uur
Columns
mainImage

Het eerste tuberculose sanatorium in Indië opende op zaterdagochtend 6 september 1919,
bedoeld voor 'alle landaarden' en toen was het al meteen te klein, tenminste dat schreef het
Weekblad voor Indië.

Stapje terug. We zijn te Patjet, in de Preanger.
In de afgelopen drie jaar is er veel werk verzet door de Centrale Vereeniging voor de bestrijding
der tuberculose. De gebouwen. Het draagvlak. Samenwerken. Geld inzamelen - want dit is
particuliere liefdadigheid. En dan is dit ook de tijd geweest van de Eerste Wereldoorlog waarna de
Spaanse Griep rond raasde.

Ja, dan kan zoiets lang duren.

Misschien was het nog kort te noemen, gezien deze toestanden. Wat aanzienlijk geholpen moet
hebben, was de inzet van hooggeplaatste personen, zoals mevrouw van C.M.R. van Limburg
Stirum-van Sminia en generaal H.N.A. Swart, voormalig gouverneur van Atjeh en nu lid van de
Raad van Indië.

Bedrijven en mensen, allemaal bekende namen van weleer, die graag in verband werden gebracht
met deze goede zaak. Plus, het was een uitbreiding van het netwerk. Je was opeens dichtbij de
GG.

Dat de tuberculoseclub als beschermvrouwe de echtgenote van de GG had, leek me logisch gezien
haar positie. Maar door de toespraak van generaal Swart ontdekte ik dat mevrouw zich wel
degelijk had ingespannen. 'Voor Patjet is u nooit iets te veel geweest.' zei de generaal.
Of het nu werkelijk het allereerste sanatorium voor tuberculose-patiënten was, weet ik niet heel
zeker. In Tosari bijvoorbeeld werden deze patiënten al verpleegd. En het Weekblad rept over een
huis. Mogelijk was het de eerste zoals voorgesteld: specialistisch opgezet. En niemand sprak de
echtgenote van een GG tegen.

In haar toespraak memoreerde mevrouw het begin van de centrale vereeniging voor de
tuberculose bestrijding in Indië, nadat zij - inderdaad - had gezien hoe nodig deze kon zijn. Uit
Nederland kreeg ze steun van koningin-moeder Emma.

Dat was zeer prettig. Want dan heb je ten eerste de steun van het hof en ten tweede die van de
Nederlandse TBC-club en ten derde de steun van zowat heel Nederland. Destijds kende iedereen
wel iemand die TBC had, ook de koningin-moeder. Haar zusje Sophie was er indertijd aan
overleden.

Voor Emma betekende het een levenslange toewijding aan de bestrijding van deze infectieziekte:
klinieken kwamen vooral door haar tot stand, ze liet de 'Emmacollecte' houden en ze werd de
beschermvrouwe van het Tuberculosefonds.

De gift aan de Indische TBC-club zal dus aanzienlijk zijn geweest.

In de toespraak van generaal Swart noemt hij de verpleegsters bij naam: 'de zusters Hoynck van
Papendrecht, Krul en Van der Linde van het tijdelijk sanatorium te Sindanglaga; en zuster Krul en
juffrouw Smits van Patjet'.

Dat waren werkende vrouwen, moderne vrouwen. Zelfstandig. Maar wel in een dienstbaar
beroep, wat nog steeds vrouwelijk werd geacht te zijn. En ook moedige vrouwen, want
tuberculose was besmettelijk en een bacil kon zomaar overspringen.
Zij deden het dagelijks werk. Het bestuur bestond geheel uit mannen. Ik neem mijn hoedje af voor
deze verpleegsters, en ook voor mevrouw Van Limburg Stirum.

https://www.indischeschtijfschool.nl