Hoera, de bank is gestolen

27 July 2022, 21:34 uur
Columns
mainImage

Mijn zwager is verhuisd naar een flat in Ommoord; precies zo’n flat als waarnaar zijn moeder al meer dan dertig jaar geleden ook is verhuisd. Ik moest - toen ik zijn appartement binnenkwam - direct denken aan een vreemde gebeurtenis dertig jaar daarvoor, toen we mijn schoonmoeder van West (Essenburgstraat) naar Ommoord in haar nieuwe behuizing hielpen.

In de hal zijn twee liften, die bij iedere etage uitkomen op een soort binnenpleintje met deuren voor de verschillende appartementen. Via één van de liften werd de huisraad naar boven gebracht.

Het verhuizen van mijn schoonmoeder deed ik met mijn twee zwagers. We hadden eenvoudig plan. Wij – de mannen – haalden alles op, laadden de wagen en losten op de etage naast de lift, waarna de vrouwen alles op zijn plaats gingen zetten.

In de praktijk ontstond een probleem, omdat een andere verhuisploeg net op hetzelfde moment een andere flat aan het leeghalen was. Wij zetten dus alle aan de éné kant, terwijl de uitruimers van de andere kant gebruik maakten; het was zo logisch dat het zonder overleg gebeurde.

Nu konden we dertig jaar geleden nog makkelijk een biertje drinken en toch rijden, dus mijn zwagers en ik dronken zowel in de Essenburgstraat als in Ommoord een biertje. In Ommoord liepen we vriendelijk groetend langs de uitruimers in de andere flat, die net als wij hard bezig waren.

De bank van mijn schoonmoeder ging als laatste mee uit de Essenburgstraat. Het was zo’n ouderwetse bank met bloemenbekleding, kromme poten en roesjes. We zetten het laatste flesje bier aan de mond: voor mijn zwagers een bijzonder moment. Beiden, echte bierliefhebbers, dronken hun laatste biertje in het huis waar ze opgegroeid waren. 

Genietend van ons welverdiende biertje kreeg ik ineens een merkwaardig gevoel. “We zitten nou toch op de bank” vroeg ik en keek mijn zwagers aan. “Ja wellicht, waarom vraag je dat?” “Omdat we net bij Ma in de flat ook op de bank bier gedronken hebben” antwoordde ik. Dit leidde tot hoongelach bij mijn zwagers, die openlijk twijfelde aan mijn verstandelijke vermogens en daarna mijn leerlingen beklaagden, die van zo’n leraar les kregen. Ook werd verondersteld, dat ik nooit echt tegen bier had gekund. Ik zei maar niets en haalde, lachend als een boer met kiespijn, mijn schouders op.

Toen we in Ommoord aankwamen en de lift uitruimden, liep ik direct bij mijn schoonmoeder naar binnen en ja hoor, daar stond onze bank. “Kom dames,” riep ik triomfantelijk tegen mijn vrouw Nel en mijn schoonzussen: “Het pièce de résistance staat op de gang.” Met stomheid geslagen zagen de dames de identieke bank in de hal staan. Mijn verbouwereerde zwagers waren ondertussen toch maar op de bank in de kamer bij hun moeder gaan zitten. “Ma zei al, dit is mijn bank niet” merkte mijn vrouw op: “Ze heeft gelijk”.

“Nou begrijp ik waarom die mensen, die aan het uitruimen waren voortdurend naar binnen keken” zei mijn schoonzus; waarna we natuurlijk in een daverend gelach uitbarstten.

Tot vandaag de dag weten we niet, waarom de “uitruimers” de bank zonder morren onder hun neus lieten weghalen. Beetje bang voor zulke hondsbrutale dieven of bespaarde het hen een ritje naar het milieupark?