Ik word nerveus van apps, en Rotterdam heeft er honderden te veel

8 October 2022, 06:30 uur
Columns
mainImage

De gemeente Rotterdam moet orde scheppen in z’n apps. Er schijnen er honderden te veel te zijn. Zelfs voor de meest maximale flauwekul – welke hand steek ik uit als ik op de fiets naar rechts wil – is er één ontwikkeld. Er zijn hele rare dingen gebeurd in de tijd dat de fietsers van D66 en GroenLinks in de coalitie zaten. 

Men heeft mij in Leefbaar-kringen verteld dat de voormalige verkeerswethouder Judith Bokhove vanuit de staatsruif een app heeft betaald waarop automobilisten die op de ‘s Gravendijkwal in haar bloedeigen file staan te horen krijgen welke vreselijke doodstraffen hun naar keuze te wachten staat als ze in wanhoop – omdat ze op tijd in het Erasmus-ziekenhuis bij hun dierbaren willen zijn - de lege busbaan opschieten. De Bok-app. Naar het schijnt gratis te downloaden op de website van GroenLinks en Greenchoise. Nu maken ze bij Leefbaar wel meer geintjes, dus neem het niet te serieus.

Leuker is de misschien de stadskaart te appen. Daarmee kan je, simsalabim, icoontjes scannen die het wandelen langs erfgoed schijnt te vergemakkelijken. Ja, kan dat? Ze kunnen mij alles wijs maken. Dus ga ik eerst toch ook eens vragen of dat met de auto kan.

In de auto heb ik geen apps nodig. Daar heb ik de podcasts. Die van Bart Vriends van Sparta bijvoorbeeld. Binnenkort neem ik hem mee naar de 90-jarige oud bondscoach George Kessler, voor wie – toen hij in 1970 als trainer van Sparta met z’n auto de Spartastraat kwam binnen rijden – de andere automobilisten automatisch aan de kant gingen. Zelfs drie fietsers. Meer hadden we er niet, toen. Gelukkig. Nu is het een plaag.

Ik word nerveus van fietsers. Zeker als ze van GroenLinks en D66-huize zijn. Die overdrijven.
Maar ik word ook nerveus van apps. Behalve als ik er mijn gezicht mee kan verjongen.

Apps als gids. Mijn God. Ik zie me al lopen in de stad met mijn mobieltje, arm in arm met mijn Tweede Kamer-vriendin Barbara Kathmann (PvdA), kijkend op onze wegwijzers, terwijl zij appt linksaf te willen en ik naar rechts. Twee jaar terug wezen ze elkaar nog gewoon gezellig de weg bij een koffieautomaat. Toen al wilde ze altijd maar naar links, maar daar hebben we het nu niet over.

Podcasts zijn leuker. Er is één in de maak met echte ouwe Rotterdammers. Pieter Schol (Crooswijk), Gerard Cox (Zuid) en ik voor het ouwe Noorden. Even lekker gezellig de zaak op scherp zetten. Titel: de chagrijnen. Met af en toe met een leuke optimistische gast. Bijvoorbeeld de inmiddels wereldberoemde Ellen Verkoelen van 50Plus. Of de altijd vrolijke historicus Ronald Sorensen. Maar Bart Vriends van Sparta mag ook. Mits hij een keer dampend van woede op de ’s Gravendijkwal in een urenlange file heeft gestaan.

We zoeken ook nog een voormalig Nederlands Indië-kenner. De beste is dood: Cees Monden. Ik mis deze entrepeneur nog dagelijks. In 1948 hadden we beter Nederland weg kunnen geven, zei hij ooit. 

Mooi land, Indonesie. Er is zon, er is regen, het land is vruchtbaar, wie rijst en kip lust heeft genoeg om er onbezorgd en zonder bovenmenselijke inspanning oud te worden, wat de meesten daar ook lukt. Barrevoets gaat men door het stof, barrevoets door het water en van reuma heeft niemand ooit gehoord. Ook C&A kennen ze er niet. Een polo en een leuk afgeknipt broekje zijn voldoende voor een stressloos bestaan aan de boorden van de snelvlietende rivieren, waarlangs kampongs van bamboe zijn opgebouwd. Alleen de kinderen gaan er synchroon in confectiepakjes naar school.

Als scholier vond ik het een aanlokkelijk gezicht wanneer ik in plaatjesboeken zag hoe een ouwe koloniaal in een tandoe naar zijn prauw werd gedragen. Ik zag er geen kwaad in. Mij stond alleen de service voor ogen in die zalig wiegende hangmat, met daarboven een rieten dak om de brandende zon te weren. Soms was die hangmat bevestigd aan een lange stok, die dan weer op de schouders van twee sterke koelies rustte en dan zag je in de vaderlandse geschiedenisboekjes daarin een vestgemeste Hollander slingeren, die te lui was om te lopen.

Zelfs jouwde ik me in die dagen als kind op de mart aan het Noordplein een ongeluk aan de sinaasappelkisten en dat deed ik al evenzeer ten gunste van de rijken, dus ik zag het verschil niet zo. Eigenlijk vond ik mezelf veel treuriger. Ik torste de vracht als het vroor. Die koelie deed het warm op blote voeten.

Die koelie lachte ook altijd op plaatjes, terwijl mij het lachen verging. En zo had ik al vroeg een verlangen naar de Oost, waar ik de sinaasappelen op mijn hoofd best wilde kruien. Niet te lang natuurlijk, want diep in mij borrelde toch die wens om in de schaduw van het bamboeriet in een schommelstoel een boek te lezen terwijl anderen voor me werkten.

Daar hadden we het dan over, Cees Monden en ik, bij het koffieapparaat. Nu is er een app voor.