Indische bescheidenheid is een mooie eigenschap, die evenwel een groot nadeel heeft. Want wie terughoudend is met het benoemen van eigen talenten of verdiensten, is afhankelijk van anderen. Die anderen moeten het willen zeggen. Benoemen. Hardop. Of opschrijven.
Anders vervaagt het, verdwijnt het. Dan is er nul.
Als het aan J.H. de Windt (1861-1942) had gelegen, was het interview voor het Weekblad voor Indië aan hem voorbij gegaan en die foto helemaal. Hij is afwerend. Bescheiden. Alleen dankzij het aandringen van zijn vrouw kwam het er toch van. Daardoor weten wij iets meer van wie hij was. Met een beetje onderzoek kwam ik meer te weten over zijn leven. En ik voelde een toenemend ontzag voor hem, want ik begreep wat een harde werker hij geweest moet zijn, en dat met een moeilijk begin van zijn leven.
Hij was landmeter in dienst van het KNIL. Het betekende landkaarten maken. Daarvoor moet je opmeten: hoe lang dit, hoe hoog dat. Landschappen met wat er in dat landschap staat. Hij vertelt over werkzaamheden te Korentjie (Sumatra), dat kennelijk behoorlijk gevaarlijk was. Vandaar die koninklijke onderscheiding, in goud nog wel, de hoogste van het brons-zilver-goud rijtje. Dat krijgt niet iedereen. Vermoedelijk heeft zijn vrouw er bij hem op aangedrongen de onderscheiding op de foto te dragen.
De Windt is een loyaal man, trouw aan het gouvernement, zo blijkt. Want de Indische Partij streefde naar een Indië los van Nederland. Misschien is dankbaar een beter woord dan loyaal. Erkentelijk blijven is belangrijk. Hij is immers nog in dienst van datzelfde gouvernement als het artikel zal verschijnen. Dan is hij opeens opvallend scherp: “Soms had ik wel eens een onaangename chef. Zo was er eens één in het begin van mijn diensttijd, die de opmerking maakte: 'Zoo ben jij een Indo. Daar werk ik niet graag mee, want dat zijn allemaal dieven en leugenaars.' Mijnheer, het bloed vloog mij naar het hoofd en was ik niet getrouwd geweest, dan had ik hem misschien... Maar ik beheerschte mij en dacht Kerel, ik zal tonen dat je liegt daar heb ik mij aan gehouden dáár ben ik trots op.”
Hij komt op voor zijn afkomst en daarmee voor die van alle Indische werknemers.
Wat hij niet zegt, is wat ik las op zijn stamboek. Zijn vader is James Willem Frederik, zijn moeder: Noeraima (inl. vrouw). Verder speuren bracht een broer en een zusje aan het licht en ook, dat hij met zijn broer in het militaire pupilleninternaat Gombong is geweest. Het pupilleninternaat fascineert me steeds meer. Ik wist dat het een gedegen opleiding was, en dat heel wat jongens na het internaat de dan groeiende topografische dienst in stroomden; er was immers de verplichting om na de internaatsjaren tien jaar te dienen.
De Windt heeft bijgetekend, want 29 jaar is een behoorlijke tijd. Na vier jaar werd hij dus onderofficier, toen zal hij rond de 20 jaar zijn geweest. Daarna gaat hij uit het leger, en vervult hij een civiele functie bij de topografische dienst.
Maar hij praat er liever niet over. Die bescheidenheid immers, Ik vraag excuus, mijnheer De Windt, dat ik uw verhaal toch wil bewaren. Anders is het net, of u er nooit geweest bent.
En dat is wel degelijk zo.
https://www.indischeschrijfschool.nl