Jan D. Swart: Late excuses aan alle stewardessen

19 May 2018, 19:58 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Ik maak vanavond een trip fuel naar een land waar niemand weet wie Paul Rosenmöller is. De Boeiing vliegt op een kruishoogte van 37000 voet en de CFM-motoren gaan zo’n 2200 kilogram kerosine per uur verbruiken.
Ik zal aan GroenLinks denken.

Het wordt een nachtvlucht.
Mooie gelegenheid trouwens voor een laat excuus aan alle stewardessen, die het gedurende m’n veertig jaar durende intercontinentale expedities op mij hadden gemunt. Ze zijn nu even oud als ik. Toe aan hun derde tandjes.

Mijn afkeer voor hen was groot, maar ik vraag vergiffenis.
Nu ik niet meer rook, en eigenlijk al heimwee krijg als ik Delft passeer, wil ik hun beroep alsnog de glans geven die het verdient na een leven lang bonje met die meiden. Ze hebben een dievenbaan.
Je zal maar veroordeeld zijn tot het voederen van honderden door omstandigheden geïndividualiseerde mensen die geboeid geen kant op kunnen. Dat is geen pretje. Vooral niet op urenlange vluchten, want dan verliest het mensdom werkelijk alle allure.

Heel lang heb ik vliegtuigen bepleit waarin stewardessen niet meevlogen. Ik dacht simpel en als volgt: zo’n bak niet te vreten eten kan in de pantry zegge en schrijve ook door één keukenjuffrouw worden uitgereikt.
Enthousiast schreef ik de KLM dat luchtreizigers zich uitstekend zouden vermaken als zij voortaan zelfstandig mochten besluiten om bij honger even naar die keukenjuffrouw toe te kunnen lopen. Bij een stewardess moest je wachten op je beurt en dat was altijd wanneer je sliep.
Nooit antwoord gekregen.

M’n leven lang armoedig economy gevlogen. Daarin zat mijn frustratie. In de businessclass werden raadsleden geföhnd en gepoederd en helemaal voorin, first class, God allemachtig, daar bliezen ze bij de wethouders zelfs het stof tussen hun tenen weg. In de first class viel ook nooit eens gezellig het eitje van het lepeltje.

Slaapstoelen zijn mij als intens geluk nooit ten deel gevallen. Ik werd vastgezet, kreeg oordopjes en moest 17.000 kilometer verplicht luisteren naar de gesponsorde pestherrie van Ike en Tina Turner. Daarmee hielden die meiden je wakker. Die pursers ook. Ik trof bovendien altijd een soort Mike de Boer.

Ondertussen draaide je gedisciplineerd samen met de Boeing de globe af in slechts twee houdingen, die om beurten niet langer dan tien minuten waren vol te houden. Zelfs met je eigen vrouw naast je was er na drie uur van een redelijke verstandhouding al geen sprake meer. En zeker niet als je stierf van de honger en daar vanuit de pantry niets aan werd gedaan.

Mijn stewardessen kwamen nooit eerder te voorschijn dan nadat ze door de spleet van het gordijn hadden vastgesteld dat ik het had opgegeven en eindelijk sliep. Pas dan klapte ze luidruchtig m’n tafeltje uit. Of ze reden, als ik met open mond hardop droomde, wat toch duidelijk het bewijs was goed onder zeil te zijn, met hun karretje over m’n poten.

Enthousiast schreef ik de KLM dat luchtreizigers het op prijs zouden stellen wanneer stewardessen mij in het vervolg in het gangpad nooit meer met hun kont naar achteren zouden benaderen. Ook nooit antwoord gekregen. En terecht. Dan had ik maar voor politicus moeten leren.