Jan D. Swart: Reces, Feyenoord en Ome Cor

9 August 2019, 22:27 uur
Columns
mainImage

De 45 raadsleden in Rotterdam hebben reces. Pijnlijke tijd voor wereldkampioen twitteraar dr. Marina, want niemand geeft haar antwoord. Waar ze uithangen, de raadsleden? Geen idee. Turkije, denk ik. Misschien zijn de Van Rossempjes mee.

Gerben Vreugdenhil is in Japan. Hij stuurde een foto van de Genbakukoepel. Dat is een skelet dat in Hiroshima verminkt overeind bleef na de atoombom van 6 augustus 1945. Gerben stond op de plek waarvan ik me herinner dat Willem van Hanegem die opzettelijk meed toen hij in de zomer van 1981 als gastspeler van Excelsior dacht: ik blijf lekker in mijn hotel. De Kromme was niet de enige. Veel voetballers klaverjasten aan één stuk door en kwamen pas later, eenmaal uitgevoetbald, tot het besef, verrek Hiroshima, volgens mij was ik daar ook.  

Ik heb mijn leven lang moeten reizen met voetballers en daardoor zelf bevangen geraakt door de lokroep van de Oost, met z’n eenvoudige beslissingen zoals even met een rechte rug door de knieën zakken om in het stromende water van de Bohororivier je behoeften te doen als dit nergens anders kon. Vrijheid beleeft op zo’n moment een absoluut hoogtepunt en dat voel je gehurkt heel erg.

Het argument om op deze manier je broek te laten zakken hoeft in de Indonesische regenwouden niet eens van grote nood te zijn. Iedereen doet het zo. Weliswaar zit je, als het eenmaal zover is, als Europeaan enigszins nerveus om je heen te kijken, maar juist dat wekt argwaan. Advies is: strak voor je uitkijken.  

Toen ik in 1984 met Feyenoord in Jakarta was, waar Johan Cruijff afscheid van het voetbal nam, besloten drie bestuursleden, Cor Coster en ik op een dag om de sfeer van het dagelijks dakhotel te doorbreken: we werden toeristen. Maar onderweg moest Cor poepen. In het privébusje hadden we dat al geroken, maar toen had de schoonvader van Cruijff er nog een leuke draai aan gegeven door het verhaal te vertellen van zijn hond, die thuis in Amsterdam bij het allerkleinste windje van Cor met de staart tussen z’n benen de kamer uitsloop, omdat hij wist dat Cor hem de schuld zou geven.

Ik moet altijd wel lachen als wij Nederlanders door ons eigen lichaam gedwongen in de jungle afwijkende maatregelen moeten nemen, maar het went gauw en zo heb ik die lange dag afwisselend Ome Cor en de bestuursleden Piet Steenbergen en Fred Blankemeijer met de blote rug naar de rivier zien zitten te midden van de duur gepluimde vuurrugfazanten. Zij waren de enige nieuwsgierige toeschouwers. Daarom was er in het begin enige rivaliteit onder de toeristen, want iedereen wilde als eerste klaar zijn. Ik hoor Ome Cor nog roepen: dit gelooft mijn hond nóóit.  

Eenmaal terug in het hotel bekeken we met groot wantrouwen de frisse vijfsterren toiletpotten, waaroverheen een tape met tekst ten teken van grote hygiëne. De volgende dagen gingen we er in de roulette van hotel naar hotel eens goed opletten en troffen zelfs kleppen aan met donzen bekleding, die dan wel lekker zacht zaten, maar natuurlijk een ramp waren voor de volksgezondheid. Bij Ome Cor riepen ze een groot verlangen op naar de rivier met de geneeskundige hete zwavelbronnen, die, zei hij, zachter waren dan de Popla. Leuke man.

Ik bestrijd sindsdien in Indonesië ook altijd het begrip armoede. Er is van armoe geen sprake als je nog nooit van humeurigheid hebt gehoord en elke dag, jaar in, jaar uit, gezegend bent om op blote voeten te mogen rondlopen zonder dat een ander daar iets van zegt. Armoedig zijn wij, in die stinkende gympen.

Wij reden die toeristendag, terwijl de spelers trainden en sliepen, op zoek naar lokaal avontuur als vee in een open achterbak van een wagen met een zwakke motoriek hobbelig door natte moerasbossen naar een reservaat, waar de drank geserveerd werd in een aula waar de overledenen stonden opgebaard.

Was dat primitief? Ja, voor ons, onwetenden. Want wij waren ongeschikt voor die open vrachtwagens, die bovendien vreselijke herinneringen opriepen aan 40-45. Wij wilden droog zitten en raakten zodoende volkomen in verwarring toen het ineens hele warme pijpenstelen ging regenen. Maar zodra elke heer gelijkwaardig stukgoed wordt en je vanwege een verkeerd drankje met z’n vijven buikkrampen deelt dan is niks meer primitief – dan is dat solidariteit en absolute vrijheid.

Laatst hebben oud-bestuurslid Aad van der Laan en ik de route op de landkaart van Java nog eens terug gekeken, want we zijn de enige twee van de vijf Hollandse toeristen die nog in leven zijn.