Er vallen er steeds meer om. Dat is de conclusie die wij oudere voetbalfans veel te vaak moeten trekken. Nu weer Joop van Daele, 77 nog maar. Alle media zetten hem terecht in het zonnetje deze week. Met name zijn historische doelpunt in 1970 tegen Estudiantes de la Plata, dat Feyenoord als eerste Nederlandse club de Wereldbeker opleverde. Als invaller voor Coentje kreeg hij de bal via een Argentijns been van Henk Wery, en schoot ‘m van buiten de zestien strak en over de grond in de linkerbenedenhoek. Daarna de euforie, het ongeloof en het door Oscar Malbernat gebroken brilletje van Joop. Dat is nog altijd in het Feyenoord-museum te bewonderen, inclusief een door Gerard Meijer aangebracht stukje Leukoplast. En dan waren er nog de liedjes over Joop van slimme zakenzangers Johnny Hoes en Luc Lutz, die nog de Veronica Top-40 haalden ook. Zonder daarvoor overigens ook maar één cent aan hem te hebben betaald.
Twee jaar eerder speelde Joop van Daele een kleine rol in mijn leven. Als talentje was ik op m’n 15de door Feyenoord bij het Haagse VIOS gescout. Ik scoorde als een malle, rechts, links en met het hoofd, op Varkenoord móésten ze me hebben. Mooie tijd gehad, veel geleerd, trainer René van Eck was een gigant. Een jaar later Ben Peeters ook, toen die het eerste kampioen had gemaakt maar niet als hoofdtrainer mocht aanblijven. De club dacht het met een buitenlander beter te kunnen. Een zekere Ernst Happel. Die hadden ze midden in het seizoen weggekaapt bij ADO. Logisch dat je dan de Europa Cup I wint.
Dagje-uit plus lekker bakkie
Met de B1 van Feyenoord hadden we al vroeg in het seizoen ’68-’69 een toernooi in België. Daar gingen we met de bus naartoe. Daarin zat ook ons regionale jeugdteam, want dat had verderop bij onze zuiderburen ook een toernooi. Bij elkaar een speler of 35, van wie een aantal al een profcontract had. Namen als Henk van Leeuwen, Matty van Toorn, Bas Hokke, Jan Boskamp, Rob Theuns en Jantje Maliepaard schieten mij nu te binnen. Plus Joop van Daele.
De bus vertrok rond negenen. Een uur later werd er gepauzeerd bij een groot wegrestaurant. Sanitair stopje voor Henk van der Stoep, Jaap van der Weijden, Fred Blankemeijer, Dick de Koning en nog een paar begeleidende toppers van toen. Wij liepen intussen met de gehele spelersgroep vrijpostig het restaurant binnen. Daar zat aan vierkante tafeltjes een gezelschap van 70, 80 mannen en vrouwen op leeftijd. Met een georganiseerd dagje-uit plus bakkie zagen die weer wat zon in hun leven. Aan de koffie zaten ze al. Ze zouden er ook wat lekkers bij krijgen, maar dat moest nog worden uitgeserveerd. Moorkoppen. Die stonden in gelid te shinen op een grote tafel in de hoek.
The Battle Of The Century, maar dan op z’n Rotterdams
Het gebak zou de ouwetjes nooit bereiken, althans, niet op de gebruikelijke manier. Want ze werden als eerste gespot door Joop van Daele. Hij zei iets tegen Adri Nanlohy, de linksbuiten die het later in het profvoetbal nog op bescheiden niveau zou maken bij SVV en De Graafschap. Nog geen tien seconden later vlogen de moorkoppen door de lucht en spatten uiteen op muren, deuren, plafond en bejaarden. Het was een schitterende imitatie van The Battle Of The Century (ook wel The Pie Fight), de slapstickfilm waarmee Laurel & Hardy in 1927 geschiedenis schreven.
Natuurlijk werden er excuses aangeboden, kosten vergoed en straffen uitgedeeld. Maar geschiedenis schreef Joop van Daele dus al twee jaar voordat hij dat tegen Estudiantes deed. Hij en zijn rood-witte vrienden maakten van die dag in augustus 1968 een spektakel dat ik bijna ruim een halve eeuw later nog steeds op mijn netvlies heb staan.
Jaren daarna bij een jeugdtoernooi van Feyenoord kwam ik Joop weer tegen. Ik vroeg hem of hij zich het voorval nog herinnerde. Even keek hij mij aan, in de lucht en langs mij heen. En schudde toen langzaam het hoofd. “Nee, zegt me niets,” antwoordde hij. Om vervolgens te bewijzen dat zijn gevoel voor humor niets was veranderd: “Maar ik zou het best gedaan kunnen hebben, ik zat bij Feyenoord ook op honkbal…”