Minder is meer in het maaiveld

4 September 2021, 20:29 uur
Columns
mainImage

Onlangs wendde een Rotterdammer zich tot mij. Hij stuurde mij een foto van een berm die voor de verandering eens niet was gedecimeerd, in het midden van een drukke verkeerscorridor. “Dat kan toch niet!”, was zo ongeveer het oordeel over het voortwoekerende groen ter plaatse. Dat deze berm op last van het bevoegd gezag door simpele stervelingen als jij en ik niet mag worden betreden, leek de Rotterdammer overigens niet te deren.

Ik kan het altijd waarderen als stadsgenoten zich uitspreken over de publieke zaak, in dit geval de staat van de buitenruimte. Maar voor Rotterdammers als Simone de Snoeier of Maarten de Maaier heb ik wel nieuws. Het is namelijk goed als we het groen de ruimte in ons buiten geven. Wat mij betreft zijn de biljartlakens van weleer passé.

En daar heb ik goede redenen voor. Groenonderhoud heeft een niet te onderschatten relatie met biodiversiteit, en daarmee ook met dierenwelzijn. Zo had de Bijenstichting becijferd dat een groenperceel in de maand mei tot wel tien (!) keer meer bijen aantrekt als je het maaien laat voor wat het is. Want in het voorjaar gaan wilde bloemen als de brandweer en bieden ze een ideale leefomgeving voor deze zzzzzzoemende beestjes. Hetzelfde geldt voor de aantrekkingskracht van een ongemaaid perceel op andere insecten. En waar insecten zijn, zijn vogels en vleermuizen.

Waar is de huismus?

Heb je je ooit afgevraagd waar de huismus gebleven is, toch zo’n doodgewoon verschijnsel van toen we nog jong waren? In dertig jaar tijd is de inheemse populatie met de helft afgenomen door een tekort aan insecten. En het zijn precies de stadse huismussen die het zwaar hebben, blijkt uit Gronings onderzoek van eerder dit jaar. Dat komt niet alleen door de versteende leefomgeving, maar ook door het maaibeleid. Er valt niets te halen in een gemeente waar de plantsoenendienst overal de boel tot de grond toe weghakselt.

Rotterdam is wat dat betreft een nogal koppige gemeente. Aan het nagestreefde beeld van exclusief groen in de binnenstad (denk aan: geraniumpiramides, grasveld Grotekerkplein) valt sowieso geen eer te behalen. Ook het ‘cultuurlijke’ groen in de wijken rondom het centrum staat in dienst van intensief mensengebruik. Het barbecuetje gaat voor. Dan blijft het natuurlijke groen in de buitenwijken over. Maar ook daar wordt de maaimachine nog veel te vaak van stal gehaald. Bijvoorbeeld als Simones of Maartens van zich laten horen.

Al jaren is er in Rotterdam een pilot van kracht om langs ecologische linten beurtelings groenpercelen te laten ‘overstaan’, zoals aan de IJsselmondse Randweg en Kreekhuizenlaan. Dit zogenoemde mozaïekmaaien zorgt ervoor dat er altijd voldoende voedsel voor insecten voorradig is. Het is al een proefproject zolang ik het mij kan heugen. Voor een stad die al die jaren óók onderaan de duurzaamheidsmonitor van de Universiteit Tilburg (Telos) bungelt, getuigt dit van bijzonder weinig daadkracht.

Rotterdam durft? Ik ben Malle Pietje.

Maaien op gezette tijden draagt overigens zeker wel bij aan biodiversiteit, voor de goede orde. Zo is maaien goed voor nazomerbloei. Ecologen kunnen je daar meer over vertellen, over zaken als waar en wanneer te maaien, welke techniek te gebruiken en hoe lang het maaisel te laten liggen. Dat is de uitvoering. Het begint bij beleid dat niet alleen het belang van de mensen centraal stelt, maar ook ecologische meerwaarde. Nut en genoegen.

Al is er wel een vuistregel te bedenken, een gouden leidraad bij goed groenonderhoud die ik geen enkele inwoner van onze stad wil ontzeggen: minder is meer.

Ik heb de Rotterdammer daarom toegezegd dat ik aan zijn berm niets ga doen. Omdat ik er niets aan wíl doen. Dat is nu juist een vereiste. Onwil.