Onze kerststol is een stol geworden

22 December 2020, 18:14 uur
Columns
mainImage

Dit stukje is geschreven op de kortste dag van het jaar: De zonnewende. Onze voorouders die in het stenen tijdperk leefden, wisten al dat de dagen daarna weer langer worden. De eerste dag na de kortste werd daarom een dag om de terugkeer van het licht te vieren.

In Scandinavië , maar ook in andere delen van het Noordelijk halfrond werd een lichtfeest gehouden: het licht komt immers weer terug, de dagen lengen weer. Vaak werd dat gecombineerd met een soort vruchtbaarheidsrite (je moet toch wat in die donkere dagen). Jonge meisjes liepen rond met een lichtkrans op hun hoofd.

Op die plekken, waar de winter de gemeenschap zeker drie maanden in de greep hield, haalde men om de moed erin te houden een boompje dat haar groene blaadjes of naalden behield in huis. De uiterlijke terugkeer van het licht was een cadeau van de goden en die mochten daar best een beloning voor krijgen. Een konijntje of kippetje was wel het minste.

Uiteraard namen de eerste geestelijken die onze streken kerstenden uit opportunistische redenen de bestaande gebruiken over. Onze voorouders stonden best open voor iets anders, zoals het christendom, maar dat moest niet ten koste van de lol gaan. Het lichtfeest werd dus gewoon kerstmis. Als kind begreep ik al niet dat op die kerstdag de geboorte van Christus (Isa voor moslims) werd gevierd. Die zou toch eigenlijk op 1 januari van het jaar één geboren moeten zijn? Een religieuze kniesoor die daarop lette.

Traditie

Toen het christendom zich eenmaal goed over het lichtfeest ontfermd had, kreeg het nog een extra christelijke impuls door de introductie van de Heilige Nicolaas van Mira (Turkije): Een middeleeuwse kindervriend, die volgens traditie arme kinderen hielp met cadeautjes. Hij verving de heidense bebaarde Wodan, die tegen de zonnewende op zijn achtbenige witte paard Sleipnir door de donkere wolken joeg, vergezeld door een angstaanjagend dodenleger. Met de familie rond het haardvuur zitten bood enige bescherming.

Onze traditionele kerst is dus, een eeuwenoud pseudo christelijke feest, dat nu onder vuur ligt, zoals al onze Nederlandse tradities.

Tolerantie

In ons land kennen we nog een traditie: we laten elkaar vrij op religieus gebied. Geen protestant, die een kerststalletje vernielt en geen katholiek, die eist dat zo’n stalletje voor het stadhuis komt te staan.

Sterker nog in veel PKN kerken staat tegenwoordig een stalletje en in RK kerken worden ook liederen gezongen, die vroeger alleen door protestanten gezongen werden. Natuurlijk zijn en blijven er rabiate gelovigen, maar ook die dwingen anderen niet hun voorbeeld te volgen. Ondanks het feit dat vrijwel iedere Nederlander weet dat kerstmis een heidense oorsprong heeft, wordt het aan een ieder overgelaten daarmee om te gaan zoals hij of zij wil.

Edoch, toch wordt op sommige scholen (toen ze nog open waren) bezwaar gemaakt tegen de kerstboom en tegen de kerstviering. Ook in onze supermarkten verdwijnt de verwijzing naar de kerst. Voornamelijk doorgedrukt door “deugers”, cultureel marxisten en fanatieke moslims, die geen probleem hebben met het schofferen van al die mensen die gewoon traditioneel kerst willen vieren.

Het  gros van de moslims maalt er overigens niet om. Op de school van mijn kinderen en kleinkinderen is geen enkele moslim die bezwaar maakt tegen ons kerstfeest. Sterker nog: ze doen er vrolijk aan mee. De “kerstverbieders” zijn bereid om alle moslims in een kwaad daglicht te zetten om de fanatiekelingen onder hen ter wille te zijn. Ze zijn roomser dan de paus; alhoewel ik recente pausen nog nimmer bezwaar heb horen maken tegen kerstviering van anderen.

De onverdraagzame inquisitie deed dat wel. Misschien kunnen we de landgenoten die de kerst willen afschaffen, daarom beter “kerstinquisiteurs” noemen.