Over njai Aïma

6 November 2023, 17:05 uur
Columns
mainImage

Aïma is een njai, een concubine, ze is met Theodoor van de Elst met wie ze een kind heeft. Dan besluit Theodoor dat hij met de Hollandse Nelly gaat trouwen. Aïma moet weg.

Maar zij wil niet.

Dat is het keerpunt in een ijzingwekkende roman uit 1892, met de opgewekte titel 'Vrouwen lief en leed onder de tropen'. Schrijfster Thérèse Hoven kende Indië en ze kende ook haar lezeressen. Al te explicitiete verhalen kon niet. Uitgevers wilden dat niet publiceren.

Dus ze verpakte wat ze wil zeggen in een tot op zekere hoogte feel good verhaal. Dat zie ik meer gebeuren in zogeheten damesromans. Ze zijn voor en door dames geschreven, dus vrouwen die zich boeken konden (of mochten) veroorloven, die enige kennis van de wereld bezaten en ie vermoedelijk beseften dat hun positie een kwetsbare was. Want betaalde betrekkingen voor dames waren zeer schaars. De meeste vrouwen trouwden en werden dan wettelijk en emotioneel afhankelijk van hun echtgenoot.

Wat te doen, als zo'n man dan tegenvalt?
Thérèse Hoven vertelt dat Aïma als kokki in huis is nadat Theodoor met Nelly is getrouwd. Ze is

overgegaan op een langzame, onomkeerbare en voor Theodoor zeer pijnlijke moord:

'Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij 't vergif gebruikt,

dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe. Deze

verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal. Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou. Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.'

Zo moet dat dus: bamboevezeltjes door het eten. De vezels gaan vastzitten in de organen en verteren die langzaam, zoals ook de wrok in de ander een verterend effect heeft. Aïma wil die Theodoor zien lijden, langdurend en ellendig.

Ik las het en dacht: Ja, zo gaan die dingen. En ik dacht: bamboe is in Indië altijd voorhanden, en duur is het niet. Dat zullen de lezeressen destijds ook hebben gedacht.

Ik vermoed dat damesromans destijds niet gelezen werden door de heren der wetenschap. Want  in De Locomotief van juli 1932 kom ik het verslag tegen van de lezing door dr Amir, over het onderwerp 'De vrouw en de misdaad.' Dr Amir is 'specialist op het gebied van zenuw- en zielsziekten te Batavia.' Hij is druk met lezingen geven, adviezen verstrekken, de man is een expert, een autoriteit.

De dokter weet dat vrouwen minder crimineel zijn dan mannen. Want over  Aïma en andere vrouwen zegt hij: 'Van de eigenaardigheden der inheemsche misdadigster is nog niet veel bekend, zeker is evenwel, dat hierbij, behalve de rasaanleg, nog vele andere factoren als sociale structuur en infectieziekten een rol spelen.'

Foei dokter Amir! Al in 1892 legde een schrijfster uit wat de oorzaak van de misdaad kan zijn: niks rasaanleg. Gewoon een zekere Theodoor van de Elst, die dacht een njai weg te kunnen sturen. Oorzaak en gevolg. Je moet je wel in vrouwen en hun lectuur willen verdiepen, natuurlijk.