Ze spint en geeft kusjes, Anna

24 April 2020, 10:55 uur
Columns
mainImage

Een voordeel van het thuisblijven is dat je je dagelijkse omgeving beter leert kennen. In mijn directe omgeving bevindt zich sinds mei 2002 een poes: Anna.

Een dierenarts vertelde op de televisie, dat huisdieren ook te lijden hebben onder de crisis. Honden omdat hun nagels slijten door het vele uitlaten en katten raken gestrest omdat ze niet alleen kunnen zijn.

Dat laatste is niet van toepassing op onze Anna. Ze geniet duidelijk van de situatie, wat ze laat merken door hard te spinnen en door het geven van kattenkusjes (toeknijpen van beide ogen).

Ik praat altijd al met haar, maar dat doe ik nu iets frequenter. Het leuke van praten met dieren is dat vrijwel iedere dierenbezitter het doet, maar dat eigenlijk nooit verder verteld; sterker nog zich er een beetje voor schaamt.  Dat praten gaat meestal ook op een andere toonhoogte en in een soort kindertaal in de ijdele hoop dat het dan begrepen wordt. ”Zo zit het poesepoesebeest lekker in het zonnetje? Heb je je bontjasje weer aan? Gaat poesebeestje het baasje krabbelen?” Dat met een vervormd stemmetje. Ik gebruik veel slisklanken, waarvan ik de hoop heb dat ze die beter hoort en dus beter begrijpt. Soms lijkt het erop, dat ze dat ook doet.

Mijn kleinkinderen zijn ervan overtuigd dat ik echt met Anna kan praten, omdat ik haar lichaamstaal en haar manier van doen door en door ken. Ik zie van verre dat ze op schoot wil en zeg dan: “Kom maar bij het baasje”, wat ze dan ook prompt doet. Evenals, na het eerste bewegen van haar staart: “Ga maar weer weg”. Soms is ze heel eenvoudig te begrijpen als ze gewoon bij haar etensbakje gaat miauwen. Wegjagen in kattentaal: blazen in haar snoetje doe ik zelden, omdat ze daar echt overstuur van lijkt te raken. Ze verstart en vlucht weg.

Ooit heb ik een collega, die zich onbespied waande, horen praten met een klein worstachtig oud hondje, dat hij na de dood van zijn vader in huis genomen had. Hij, kaderlid van de toenmalige CPN en leraar waar de leerlingen groot ontzag voor hadden, zat met een zacht stemmetje met dat wandelende worstje te praten, terwijl hij haar zachtjes aaide. Hij kon daarna bij mij niet meer stuk; ik wist dat die ruwe bolster een heel zacht pitje had. Ik heb het hem overigens nooit verteld.

Van Gerard van het Reve kregen dieren zeer menselijke eigenschappen, met een moeilijk woord antropomorfiseren genoemd. Hij maakte ook onderscheid tussen katholieke en niet katholieke dieren. Overigens voelde geen enkele katholiek zich daardoor op de tenen getrapt (heerlijke tijden). In een brief aan Rudy Kousbroek scheef hij dat: “rooms-katholieke dieren van goed gedrag, mits ze niet te groot zijn, in de hemel allemaal prachtige kleertjes krijgen die hun heel mooi passen”.

Kousbroek had toen al zijn bekendste essay: De Aaibaarheidsfactor geschreven. Een voor kattenliefhebber verplicht boek. Waarin het gedrag van katten quasi wetenschappelijk wordt geanalyseerd en liefdevol wordt beschreven.

Onze Anna is nu 18 en gaat verschijnselen van ouderdom vertonen. We weten wat de uiteindelijke uitkomst zal zijn en zien er erg tegenop; we kennen het klappen van de zweep. Remco Campert schreef er een schitterend gedicht over: Poes is dood

's Avonds komen we thuis
in het stille, lege huis
je wacht ons niet meer op
onderaan de trap
ik geef toe aan sentiment
voor jou, lief dier

Ik rek je bestaan, poes
plotse schim in mijn ooghoek
die op een stoel springt
zich in opperst welbehagen
neervlijt op het tapijt
haar gezichtje wast
die met dwingende geluidjes
om eten vraagt
die in donker bij me slaapt
warm geluk in mijn rug

Je krabde stoelen stuk
dat mocht niet
maar wat zijn stoelen
vergeleken bij jou
die niet meer is

Mijn hand is leeg
waartegen eens je hoofdje
liefkozend duwde

We laten tranen, poes
om jou
omdat je er niet meer bent
en om onszelf
want zo is de mens