Zelfreflectie

28 April 2019, 20:26 uur
Columns
mainImage

Zelfreflectie. Wie kan het nog? Opmerken dat iets niet gaat zoals je zou willen en dan allereerst jezelf indringend de vraag stellen: wat had ik anders kunnen doen? Wat kan ik nu nog anders doen? Wat kan ik voortaan anders doen? In plaats daarvan veranderen we maar al te vaak de richting van de wijsvinger met een verbeten blik in één moeite van dat wat we –en wel nu- willen hebben, naar degene wiens schuld het zou zijn dat we het -potverredikkeme- nog niet hebben. De politiek. De elites. De banken. De EU. De fascisten. De antifascisten. Het kolonialisme. De racisten. De moslims. De discriminatie. De witten. De zwarten. De migranten. De politie. De leraren. De toetsen. De jaren ’60. De media. Het neoliberalisme. Het systeem. De ouders. De buurman. De ander. We zijn steeds vaker het slachtoffer van de vervloekte ander. Het is niet alleen irritant, maar ook steeds meer van belang.

Even een zijstapje, namelijk. China. U heeft het vast gelezen of gehoord: China timmert aan de weg. Zo stelt het aan heel veel landen heel veel geld beschikbaar om infrastructuur aan te leggen, die China vervolgens voor z’n handelsverkeer gebruikt. Twee weken geleden nog, nam het kleine maar dappere Montenegro een lening aan, ter waarde van een kwart van al het geld dat ze daar in een jaar kunnen verdienen. Met als onderpand Montenegrijnse grond, en met de afspraak dat over alle mogelijke geschillen voor een Chinese rechtbank wordt besloten. Wat kan daar nou mis gaan? Op deze manier krijgen de Chinezen steeds meer landen in hun greep. Een briljante strategie. Ondertussen maken de steeds welvarender Chinezen zichzelf niet vrij, zoals lang werd verwacht, maar verstevigt de staat ook op hen z’n grip. Ze functioneren als een strak aangestuurde geöliede machine. Iedereen houdt z’n hoofd omlaag, houdt z’n bek, en blijft in z’n rol. Efficiënt, effectief, doelgericht. Met dat systeem zijn wij meer en meer in concurrentie om de welvaart en om wie het voor het zeggen heeft – zowel in de wereld als, via die infrastructuurprojecten, hier in Europa.  

Die concurrentie is een botsing van systemen. Het hunne is niet het onze. Wij in Europa, in Nederland, in Rotterdam hebben eigen ideeën over hoe het leven zou moeten zijn. Wij willen niet dat een ander ons een plek aanwijst in een megamachine, waar we ons maar in moeten schikken. Wij willen geen bulkproduct zijn, geproduceerd op een megalomane lopende band, bediend door iemand anders. Wij willen stuk voor stuk een ambachtelijke, handgemaakte creatie zijn, ontworpen, uitgehakt, geboetseerd, versierd door onszelf. Wij willen gekke dingen kunnen doen. Nieuwe ideeën kunnen bedenken. Rare dingen kunnen vinden. En ze nog mogen zeggen ook. Vrij zijn. Gelijk. Eigen baas.

Vandaag de dag zijn we dat ook. Dat is een edel goed, wat komt met een grote verantwoordelijkheid: als wij ons niet door een ander rond willen laten bazen, dan moeten we dat wel zelf doen. En dat begint met de spiegel voorhouden – aan onszelf. Anders veranderen we van een bastion van vrije en welvarende mensen, in een steeds gefrustreerder hoopje slachtoffers van de ander. Het kan aan mij liggen, de mogelijke ironie van dit stukje ontgaat me niet, maar aan het zelfbeklag komt in mijn ogen steeds minder snel een eind. Laten we ermee kappen. Niet alleen om mij van m’n ergernis af te helpen. Ook niet alleen omdat we anders over dertig jaar allemaal Chinees praten. Maar ook gewoon voor onszelf: meer zelfreflectie is, volgens ongeveer ieder zelfhulpboek ooit, de sleutel tot meer persoonlijk succes.