Gemeenten die nog hondenbelasting heffen, blijven dat doen omdat zij het geld niet kunnen missen. Dat schrijft demissionair minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren in een brief aan de Tweede Kamer. Op verzoek van de Kamer liet zij de financiële gevolgen van een mogelijke afschaffing onderzoeken.
Vorig jaar hief iets meer dan de helft van alle gemeenten, 52 procent, nog hondenbelasting. Dat zijn 193 gemeenten. De totale opbrengst bedroeg in 2020 51 miljoen euro. Gemeenten zeggen onder meer het geld niet te kunnen missen. Ook zou een afschaffing de lasten verzwaren voor inwoners die geen hond hebben. De opbrengst van de hondenbelasting wordt, behalve voor het hondenbeleid, ook gebruikt om andere posten te dekken, meldt de minister.
Toch zijn er de laatste jaren steeds meer gemeenten die de hondenbelasting afschaffen. De handhaving zou te complex zijn en deze gemeenten vinden de hondenbelasting niet meer van deze tijd. Daarnaast wegen de inkomsten niet op tegen de kosten en willen gemeenten de lasten voor mensen met honden verlichten. Gemeenten die de hondenbelasting hebben afgeschaft, vangen het gemis aan inkomsten onder meer op uit andere lokale belastinginkomsten.
Het is aan de gemeenten zelf om te bepalen of zij hondenbelasting willen heffen. Het landelijk afschaffen ervan is dan ook onwenselijk, vindt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), waarmee het Rijk ook in gesprek ging. Dat tast de financiële onafhankelijkheid aan. Volgens de VNG en het kabinet moet tijdens een bredere herziening van lokale belastingen gekeken worden naar de toekomst van de hondenbelasting. Maar dat "is aan een nieuw kabinet", aldus Ollongren.
Het Tweede Kamerdebat over de hondenbelasting werd in juni dit jaar gehouden naar aanleiding van een burgerinitiatief, dat door 60.000 mensen werd ondertekend.
Door: ANP