Acht op de tien ouders kennen het begrip 'lhbti' wel. Maar meer dan de helft weet niet dat het staat voor lesbienne, homoseksueel, biseksueel, transgender en interseksueel. Ook weet ongeveer de helft van de ouders van tieners niet wat aseksueel, queer, intersekse, panseksueel, non-binair of cisman is. Daarom is een gesprek met opgroeiende kinderen over seksuele geaardheid of genderidentiteit vaak lastig, blijkt uit een peiling die het ministerie van Volksgezondheid heeft laten doen.

Zondag is het Coming Out Day, de dag waarop seksuele identiteit landelijk in de belangstelling staat. Onderzoekers benaderden voor de peiling ruim duizend ouders met kinderen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar.

Zeven op de tien ouders willen wel met kinderen praten over seksualiteit, maar een meerderheid denkt dat hun kind daar geen behoefte aan heeft. Als het tot een gesprek komt, is dat meestal naar aanleiding van iets wat op tv of internet te zien was. Over genderidentiteit wordt veel minder vaak gesproken. Twee derde van de ouders denkt dat dat niet nodig is. Een eerder onderzoek onder lhbti-jongeren wees echter uit dat kinderen er wel graag met hun ouders over willen praten, maar dat zo'n gesprek moeilijk is omdat de ouders onvoldoende kennis hebben, aldus de onderzoekers.

Jongeren die zich "anders" voelen denken vier tot vijf keer vaker aan suïcide dan heteroseksuele leeftijdgenoten. Staatssecretaris Paul Blokhuis pleit er daarom voor dat ouders het gesprek wel aangaan: "Ouders spelen een belangrijke rol bij het wegnemen van het taboe, onzekerheid en schaamte." De campagne rond Coming Out Day richt zich daarom dit jaar speciaal op de rol van ouders.