Ruud van der Velden, de fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren in Rotterdam, is een kunstliefhebber en mist de enorme muurschildering met het touwtjespringende meisje van kunstenaar Co Westerik. De belofte was dat het kunstwerk, dat ooit op de blinde muur van het voormalige politiebureau aan de Haagseveer prijkte, ergens in de stad zou terugkeren. In 2018 kreeg hij daarvoor de gemeenteraad mee, maar van de uitvoering is niets terecht gekomen.
“Bij deze laat ik u weten dat het Centrum oor Beeldende Kunst gestart is met het onderzoek naar mogelijke locaties in Rotterdam voor terugkeer van de muurschildering. Daarbij worden ook de financiële en technische aspecten in kaart gebracht. Over de uitkomsten van het onderzoek zal ik u te gelegener tijd informeren”, stond er in 2018 in een brief van kunstwethouder Kasmi van D66. Reden voor Van der Velden om hem te vragen wat nu precies in het leven van Kasmi ‘’te gelegener tijd’’ betekent.
Westerik voerde in 1976 de schildering grotendeels zelf uit, met behulp van een assistent. Op honderd meter afstand regisseerde hij de klus met een megafoon. Zijn assistent zette vervolgens met vetkrijt de punten op de muur. Volgens de geschiedschrijving van Beeldende Kunst & Openbare Ruimte Rotterdam werd er daarna een cementlaag op de gevel aangebracht om de schildering reliëf te geven en om het meisje ‘los te laten komen van de muur’. Vervolgens werd de uiteindelijke schildering aangebracht. Westerik wilde ‘elke vezel, ieder spiertje van het meisje’ laten zien. Christine, de dochter van Co Westerik, stond model voor het meisje.