De voorzieningenrechter heeft bepaald dat minister Faber van Asiel en Migratie moet zorgen voor 24 uurs (basis)opvangvoorzieningen (onderdak, voedsel en de mogelijkheid zich te wassen) tot 4 weken na de beslissing op het bezwaar, dat 22 Rotterdamse deelnemers aan de Bed, Bad en Broodregeling hadden ingediend tegen het besluit van afschaffing.
De rechter heeft daarbij overwogen dat de minister tijdens de zitting onder meer niet heeft aangegeven hoe de vreemdelingen worden opgevangen die wellicht alsnog mogelijk uitzicht hebben op een verblijfsvergunning. Ook heeft de rechter aangegeven dat voor een aantal personen geldt dat hun lichamelijke of psychische gezondheid kwetsbaar is en uitsluitend winteropvang voor hen onvoldoende is.
Voor de 27 Rotterdamse uitgeprocedeerde asielzoekers die tot 31 december 2024 in de LVV zaten, betekent dit vanaf 1 januari 2025 het volgende: 20 behouden onderdak op basis van de uitspraak. Hieronder vallen 10 personen uit de groep meest kwetsbare LVV-deelnemers. Voor 5 zal per 1 januari 2025 het onderdak worden beëindigd. 2 van de personen die geen vovo hebben aangevraagd vallen onder de groep meest kwetsbare LVV-deelnemers.
Het ministerie van Asiel en Migratie voert vanaf 1 januari vanuit haar verantwoordelijkheid zelf de regie op de gerechtelijke procedures van de LVV-deelnemers en heeft contact met de advocaat en de cliënten. De gemeente draagt er zorg voor dat de dossiers, die zij in mandaat bijhield, van de bezwaarmakers worden overgedragen aan het ministerie, zodat de rijksdiensten de bezwaren namens de minister kunnen behandelen.