“Toen ik in 1998 gemeenteraadslid werd in Rotterdam, was ik net geïnstalleerd toen burgemeester Peper moest opstappen vanwege een bonnetjesaffaire,” vertelt oud Rotterdams CDA-raadslid Leonard Geluk. ‘’De conclusies van de onderzoekscommissie maakten zijn positie onhoudbaar. In wandelgangen hoorde ik dat veel vraagtekens werden geplaatst bij het onderzoek en dat veel mensen nog vertrouwen hadden in de burgemeester. Maar de schade was aangericht. Peper kreeg achteraf gelijk van de rechter, maar zijn carrière was voorbij.”
Het zette Geluk, die deelnam aan de gemeenteraad van Rotterdam tussen 2004 en 2009, aan het denken: gebeurt dit vaker? Worden bestuurders niet te makkelijk als zondebok aangewezen? En hoe beoordelen we eigenlijk de kwaliteit van die onderzoeken?
In zijn proefschrift analyseerde Geluk zeven commissierapporten, onder andere over Vestia, Meavita, ROC Leiden, Inholland en Woonbron (bekend van het SS Rotterdam-project). Hij keek systematisch naar vier onderdelen: de onafhankelijkheid van de commissie, de werkwijze, de normstelling en de onderbouwing. “Wat me opviel: commissies kijken vaak erg smal. Ze focussen op één oorzaak, zoals bestuurlijk falen, en laten andere verklaringen links liggen. Dan krijg je tunnelvisie,” zegt hij. Soms ontstaan problemen door stomme pech of contextuele factoren. “In de periode die ik onderzocht, tussen 2006 en 2015, speelde de financiële crisis een grote rol,” zo licht hij toe. “Vastgoedprojecten vielen stil en budgetten werden gekort. Dat had enorme gevolgen voor onderwijsinstellingen en woningcorporaties,” zegt Geluk. “Maar commissies benoemen dat nauwelijks. Ze zeggen: dit had je moeten voorzien, terwijl veel beslissingen logisch waren toen de economie nog draaide.”
Hij verwijst naar het SS Rotterdam-project van woningcorporatie Woonbron dat uiteindelijk meer dan 250 miljoen euro heeft gekost, terwijl dit begroot was op 6 miljoen. Er bleek veel meer asbest in het schip te zitten, waardoor de renovatiekosten zwaar werden onderschat. Ook werd het schip versleept naar Polen, maar door te vage afspraken liepen de werkzaamheden uit op een fiasco. “Toen het schip werd gekocht, kreeg de corporatie applaus van gemeente en rijksoverheid. ‘De stad heeft dit nodig’, zei men. Maar je ziet dat een bestuurlijke afweging wordt veroordeeld op grond van een norm die pas achteraf, met de kennis van de problemen, wordt vastgesteld. En dat zie je bij meer onderzoeken.”
Lees verder op de website van de Erasmus Universiteit