Het is burgemeester Aboutaleb bespaard gebleven om bij de minister van Justitie en Veiligheid te moeten aandringen op een zodanige wijziging van de kledingvoorschriften van politieagenten dat ongerechtvaardigde uitsluiting op basis van religieuze symbolen van tafel is. Die gang naar Den Haag was gisteren tijdens de raadsvergadering een eis van drie vrouwelijke Rotterdamse raadsleden van linkse signatuur (PvdA, GroenLinks en BIJ1), maar toen erover gestemd werd hoonde een een ruime meerderheid van de gemeenteraad het voorstel weg. 

Behalve de drie politieke partijen die hiertoe het initiatief namen vonden alleen de broederbewegingen van Volt, SP en Partij voor de Dieren het een briljant idee. De andere volksvertegenwoordigers duidelijke niet.

Aanleiding voor de motie van Sarah Reitema (PvdA), Mieke Megawati Vlasblom (BIJ1) en – daar is ze weer - Judith Bokhove (GroenLinks) was het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid om het dragen van religieuze symbolen voor functies waarbij de overheid zich in de openbare samenleving met een uniform manifesteert niet neutraal en ongeschikt te vinden. Helemaal tegen het zere been van links Rotterdam, omdat (dixit Reitema, PvdA) ‘’een dergelijk verbod haaks staat op de mentaliteit van onze havenstad, die Eén stad is en haar veerkracht en identiteit mede te danken heeft aan haar grote (religieuze) diversiteit.’’

Daar dachten Leefbaar, VVD, D66, Denk (weliswaar gedwongen), Forum voor Democratie, CDA en 50Plus anders over.