ELLEN VERKOELEN, 50PLUS-raadslid sinds 2018, 64 jaar, gescheiden, moeder van een zoon en dochter (beiden 31 jaar).
Opleiding: Chemische Technologie, Meet&Regeltechniek, Milieumanagement volbracht met drie HTS-ingenieurstitels.
Beroep: raadslid.
Om wie kun je lachen: Van Kooten & De Bie.
Hekel aan: al die TV-programma’s van Bekende Nederlanders over Bekende Nederlanders (inteelt-gedrag).
2e Politieke Partij (na 50PLUS): Er is geen andere middenpartij die voor ombudspolitiek gaat.
Favoriete 50PLUS-politicus: Henk Krol.
Favoriete (niet-50PLUS)-politicus: Pim Fortuyn.
Feyenoord, Sparta of Excelsior: Ik ben voetbalsupporter en het is mij werkelijk om het even.
Favoriete voetballer: Bart Vriends van Sparta, maar vooral vanwege zijn podcast.
Grootste ergernis: Die ‘Ik’-samenleving waar iedereen voor zichzelf gaat en God voor ons allen.
1. Bent u raadslid uit bevlogenheid of is het ook (een beetje) carrièredrift?
‘’Op mijn 64e heb ik geen behoefte om nog carrière te maken. Ik voel me dus echt een volksvertegenwoordiger in alle bevlogenheid. Het raadslidmaatschap is een enorme eer, en het werk heeft een relatie tot alle banen die ik eerder had namelijk een grote maatschappelijke betrokkenheid. Ik wilde daarin best de top halen, maar de mens heeft altijd centraal gestaan. Direct al na mijn afstuderen en dat deed ik op het automatiseren van laboratoria met robotarmen. Dat was in een enorme omfloerste platte mannenwereld, veertig jaar geleden. Ik kon ze niet verstaan. Ik was toen nog een schuchter Brabants meisje. Om mij heen hoorde ik alleen maar mannen stoer doen, vloeken en kut roepen. Gek hè, dat je dat nooit vergeet. Sindsdien heb ik altijd een zekere weerzin gehad tegen dit soort mannen. Tegen kakkers overigens ook die op hun manier net zo vrouwonvriendelijk kunnen zijn. En denk erom: ik heb in dik 40 jaar tijd overal gewerkt. Elke vijf jaar wilde ik een nieuwe uitdaging. Bij Phillips, VROM, DCMR, ik ben directeur geweest bij de Natuur- en Milieubeweging geweest en aan het begin van mijn loopbaan zat ik heel kort bij de Shell, maar wel aan de duurzaamheidskant. Achteraf kon ik trouwens daar het slechtst wennen.’’
2. Wanneer is een Rotterdams raadslid een echte Rotterdammer?
‘’Als de stad je hart raakt. Dat deed Rotterdam bij mij, vijfendertig jaar geleden. Ik was getrouwd met mijn jeugdvriendje. We studeerden samen in Delft, hij voor architect. Toen we samen gingen wonen hadden we de keuze tussen een woning in Den Haag en één in Rotterdam. Dat was geen discussie. We kenden Rotterdammers en die waren allemaal recht voor z’n raap. Dus zeiden we: dat slag staat ons aan, we gaan naar dié stad. Mijn kinderen zijn er geboren, dus ik voel me er als een vis in het water. Allemaal gewone mensen, die zich ook niet beter voordoen dan ze zijn. Heerlijk. No-nonsens. Niks achterbaks en ook geen gezeik, want daar heb ik een hekel aan. Zelf zit ik ook niet bij het amateurtoneel. Ik ben wie ik ben. Toen ik als vertegenwoordiger van de Natuur- en Milieubeweging zitting had in een denktank waarin ook koningin Beatrix zat, moest ik majesteit zeggen. Dat kon ik niet over m’n lippen krijgen. Ik ben vervolgens naar haar toegestapt en gevraagd: als ik majesteit moet zeggen, krijg ik lachkriebels. Mag het ook gewoon mevrouw zijn? Vond ze prima. Waarmee ik maar wil zeggen: mensen kunnen zo verschrikkelijk overdreven doen en zich zó belangrijk voelen, niks voor mij.’’
3. Wat zou u aan de stad veranderen als u het ondemocratisch helemaal alleen voor het zeggen had?
‘’Dan zou ik me vooral inzetten om alle mensen in Rotterdam een gelijkwaardig bestaansrecht te geven. Ik heb geen moeite met het verschil tussen arm en rijk maar ik heb wel grote bezwaren om mensen rijk te zien worden door het af te pakken van mensen die het minder goed hebben. En welgestelde mensen hebben geen overheid nodig als vangnet. Mensen die het minder goed hebben, hebben daarentegen wel een overheid als vangnet nodig. De ouderen voor wie ik knok zijn vaak kwetsbaar en hebben dat vangnet bikkelhard nodig. Ik geloof dat een samenleving waar mensen zich gehoord voelen, mee mogen doen en kansen krijgen, de polarisatie en de verharding geen vat krijgen op de samenleving en dan worden de ouderen niet afgeschreven als ‘dor hout’! Dus zou ik direct inzetten op opleiding, op veel banen, op veel betaalbare huizen en op een rijk gemeenschapsleven voor alle lagen van de samenleving dus ook voor de ‘gewone’ man en vrouw en voor de ouderen die buiten de boot vallen. En voor wat betreft die broodnodige klimaatverandering en duurzaamheid bedenk dat de club van Rome (wetenschappers vanuit allerlei disciplines) al in 1972 in hun rapport ‘de grenzen aan de groei’ aangeven dat er een evenwicht, een balans nodig is tussen de economische groei, de welvaart van alle mensen en de leefbaarheid van de omgeving. Mijns inziens denken we nu veel te veel aan alleen maar de economische groei van en voor enkelen en veel te weinig aan de welvaart en de leefomgeving van alle mensen en in het bijzonder van de ouderen.’’