Een bijstandsgerechtigde moet tot nu toe minimaal 80% van de taallessen volgen om te voldoen aan de vereiste inspanning voor de taaleis. De Rotterdamse wethouder Tim Versnel gaat die eis verhogen naar 90% ‘’om het grote belang van het leren van de taal recht te doen.’’

Aanleiding waren de cijfers van 2023. Over dat jaar zijn 1589 maatregelen opgelegd omdat werkzoekenden met een uitkering onvoldoende meewerkten aan hun arbeidstoeleiding. Versnel managet zijn portefeuille streng, maar rechtvaardig, juist bezien in het licht van het succes van de ruime meerderheid: 34.406 bijstandsgerechtigden voldoen in Rotterdam wel aan de taaleis.

Voldoende beheersing van de Nederlandse taal is nodig voor het verkrijgen, aanvaarden en behouden van een baan. ‘’Want het spreken van de taal vergemakkelijkt deelname aan de samenleving en vergroot het vermogen van mensen om de vele kansen die ons land biedt te grijpen’’, aldus Versnel.

Bijstandsgerechtigden voldoen aan de taaleis als zij 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd, het inburgeringsexamen hebben gehaald of een ander document kunnen overleggen waaruit blijkt dat zij de Nederlandse taal goed beheersen.

Als de bijstandsgerechtigde niet aan één van de eerdergenoemde voorwaarden voldoet moet er een taaltoets afgelegd worden. Dit is een wettelijke verplichting. Als uit de taaltoets blijkt dat de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal niet beheerst op het vereiste niveau, dan moet deze zich verplicht inzetten om het taalniveau te verbeteren. Dit gebeurt via een taaltraject, waarbij factoren als analfabetisme, dyslexie, medisch/psychisch niet in staat zijn de inspanning te leveren, of leerproblemen redenen voor ontheffing kunnen zijn.