Sportverenigingen moeten normaal al veel moeite doen om hun velden te omzomen met reclameborden of elftallen te voorzien van gesponsorde shirts, in coronatijd is dat nog vele malen zwaarder. Dat moeten ook de Rotterdamse politieke partijen hebben gedacht toen zij zich keerden tegen het voorstel van de Partij voor de Dieren om een sponsorprotocol vast te stellen.

In dat protocol wilde de PvdD een visie scheppen over wat er verstaan wordt onder ongewenste beïnvloeding van jeugdige sporters in Rotterdam. ‘’In elk geval het weren van sponsoruitingen van de fossiele industrie en fastfoodindustrie’’, luidde de eerste aanwijzing. 

‘’Sportverenigingen hebben veel jonge leden, van vijf tot veertien jaar, en die zijn erg kwetsbaar voor beïnvloeding door reclamemateriaal en sponsoruitingen. Terwijl die sportverenigingen bij uitstek moeten uitblinken in het aanbieden van een veilige, gezonde en bewuste leefomgeving’’, schreef raadslid Van der Velden, die daarmee een behoorlijk aantal bedrijven als kandidaat-sponsors voor de financieel wankele sportclubs buitenspel wilde zetten.

Maar toen het in de gemeenteraad op stemming aankwam, bleek dat niet te zijn gelukt. Alleen de SP, 50Plus, Denk en Nida bleken voorstanders van het aan banden leggen van deze clubvrijheid.