‘We flikkerden met z’n allen die wederopbouw de stad uit’

25 February 2022, 22:02 uur
Politiek
mainImage
Tim Versnel en zijn vrouw Robin

TIM VERSNEL, VVD-raadslid sinds 2018, 34 jaar, getrouwd met Robin.
Opleiding: VWO, Politicologie (Universiteit Leiden).
Beroep: consultant bij SUE.
Salaris: Niks te klagen.
Om wie kan je lachen:  Geer & Goor.
Hekel aan: Patjepeeërs 
2e politieke partij (na VVD): Partij voor de Dieren.
Favoriete VVD-politicus: Vincent Karremans.
Favoriete niet-VVD-politicus: Helmuth Kohl.
Feyenoord, Sparta of Excelsior: Feyenoord.
Grootste ergernis: Selfies.

1. Bent u raadslid uit bevlogenheid of is het ook (een beetje) carrièredrift?
Versnel: ‘’Ik zag op jonge leeftijd al dat er veel onrust zat in de samenleving op het gebied van integratie. Groeperingen die elkaar niet vertrouwden. Mensen die zich vergeten en niet meer gezien voelen. Dat heeft me altijd beziggehouden. Ook omdat ik zelf uit een ingewikkelde familie kom. Vader Duitser, moeder Rotterdamse. In Duitsland geboren en na de scheiding van mijn ouders op m’n vijfde in Capelle aan den IJssel komen wonen in zo’n groot knikflat te midden van veertig verschillende nationaliteiten. De Chinese muur werd het genoemd. Echt verschrikkelijk. Ook vijf jaar geen dag buiten gespeeld, want echt safe was het daar niet.
Dus op m’n 12e jaar ging ik bloedserieus een dagboek schrijven met gedachten over hoe mensen elkaar ongelukkig maken en waarom dat anders moest. De wereld is wat we er zelf van maken, begon ik te beseffen, al had ik natuurlijk nog geen idee van hoe. Toen kwam Pim Fortuyn en leerde ik de de politiek. Mijn oma was fan. Mijn stiefvader ook, want die werkte bij de sociale recherche, veel in Crooswijk. Die kwam met de verhalen thuis van mensen die de kluit belazerden en ik schreef ze op. Ook uit ergernis, want ik zag hoe mijn moeder financieel worstelde om het hoofd boven water te houden met een studie in het onderwijs. En dat terwijl anderen in de maatschappij er met de pet naar gooiden en hun hand ophielden. Op mijn manier pikte ik dat niet.
Dus wat wilde ik? Ik wilde de wereld eerlijk maken, rechtvaardig. Regels stellen en ze handhaven in plaats van alles op z’n beloop laten. En zo ben ik met die gedachtenwereld later de VVD binnen gerold. M’n moeder had altijd Bolkestein gestemd en m’n stiefvader ook. Fortuyn was dood en bij de LPF was er alleen maar gezeik. Tijdens m’n studie werd ik raadslid in Krimpen aan den IJssel, waar we na die jaren Capelle waren gaan wonen, want ik wilde inmiddels minister-president worden. Ik opende het verzet tegen de gereformeerde dominantie, zoals ik die ervoer. Geen terrassen, geen evenementen en wel een vloekverbod. Alleen al het bespottelijke idee dat dat allemaal alleen vanuit het gemeentehuis bepaald werd. Mijn kruistocht was om dit te kappen.
Na een paar jaar had ik de belangrijkste dingen voor elkaar. Toen vond ik een baan op het Binnenhof. Voorlichting. Meeschrijven aan de speeches van Rutte. Heel leuk, maar ik liep in de Tweede Kamer te hoop tegen de bizarre geldingsdrang die daar heerst en daar ben ik op afgeknapt. Het heeft toen echt heel weinig gescheeld of ik was helemaal met politiek gestopt. Maar ik raakte in gesprek met Emile Klep, Mark Harbers en Klaas Dijkhoff, en toen kwam die jongensdroom toch weer terug. Ook met veel motivatie om in Rotterdam vol die splijtzwammen in de samenleving aan de slag te gaan. Ik vind dat ik daarin een paar heel substantiële dingen voor elkaar heb gekregen. Maar ik ben me in de afgelopen vier jaar toch gaandeweg steeds meer gaan realiseren dat er een heleboel politiek is waar ik he-le-maal niks mee kan.
Ik ben sowieso niet iemand die zichzelf op de voorgrond drukt. Ik vind het prima om op een podium te staan, en ik ben ijdel genoeg om te zorgen dat ik goed op de foto sta, maar ik ben geen jongen die vraagt of ie op de foto mag. Snap je? En dat moet je wel doen als politicus. Dat hoort bij het vak. En ongetwijfeld zal iemand tegen me hebben geroepen dat vooral wij, jonge gasten, het in de politiek moeten gaan doen, en er is ook niks op tegen, maar daar denk ik langzamerhand toch zelfs iets genuanceerder over. Want als je ziet wat voor problemen er in de wereld zijn, en hoe we elkaar steeds meer dol aan het draaien zijn, dan heb je volgens mij veel meer behoefte aan kalmte en wijsheid dan geldingsdrang en jeugdigheid.
Mijn politiek is dat alle mensen die netjes hun werk doen, die goeie dingen proberen te doen in het leven, dat die een leven moeten hebben dat goed is. En een van de allerbelangrijkste dingen die je daarvoor nodig hebt is geen gedonder. Wel stabiliteit. Weten waar je aan toe bent. Rust in de tent. Geen revoluties. Natuurlijk wel verandering, die is in sommige opzichten hard nodig, maar geleidelijk. En gedegen leiderschap.
Je mag rustig weten: ik heb best eens gedacht, het gaat hier onderling de verkeerde kant op. Daarom heb ik samen ook met Van Baarle van Denk een soort de-escalatieprogramma gemaakt, met de nadruk op samen. Ook om te voorkomen dat mensen steeds bozer worden. Want geloof me, die boosheid, dat moeten we niet hebben. Kijk, die retoriek van Van Baarle is fel en ik weet heus ook wel dat Denk in de tijd van Kuzu en Ozturk de pyromanenpartij werd genoemd, maar alles van de kant van Van Baarle was wel gebaseerd op samenwerking. In Rotterdam hebben ze ook de Turkse nationale kaart nooit getrokken.
Ik heb ook wel eens geprobeerd samen te werken met Nida, maar daar was geen beweging in te krijgen. En waarschijnlijk zou ik die toenadering naar Denk niet zo snel hebben gezocht als ik van plan was geweest om in de politiek te blijven. Maar ik heb die doorbraak juist ’n beetje willen forceren omdat ik na twee jaar Rotterdam toch aanvoelde dat ik ’t niet op safe hoefde te spelen. Ik ben niet uit op het volgende baantje. En dat besluit heb ik nu dus ook genomen. Ik keer de eerste twintig jaar ook niet meer terug. Mijn politieke ambitie is nu ervaring en wijsheid opdoen.’’ 

2. Wanneer is een Rotterdams raadslid een echte Rotterdammer?
Versnel: ‘’Bepalend is volgens niet of je hier bent geboren, hoewel het wel ideaal zou zijn, het belangrijkste is dat het Rotterdamse verhaal in je familie zit. Een Rotterdamse politicus moet ’n beetje snappen waar de stad vandaan komt. En als je de verhalen niet kent, dan toch wel het liefst van anderen uit de eerste hand. Je moet de gevoeligheden kennen. Maar je hoeft niet precies te weten waar de Urkersingel is.’’ 

3. Wat zou u aan de stad veranderen als u het ondemocratisch helemaal alleen voor het zeggen had?
Versnel: ‘’Dan zou ik iedereen een paar maanden vrij geven, om gezamenlijk de lelijke wederopbouw eruit te flikkeren. Alle opgewonden jongemannen mogen eerst het grove sloopwerk doen om de pest uit hun lijf te krijgen en daarna bouwen we er met z’n allen wat moois terug. Elke avond met z’n allen op straat van elkaars keukens proeven, verhalen vertellen, muziek maken. Wat zou Rotterdam dáár van opknappen. En wij Rotterdammers met z’n allen ook.’’