In weerwil van een dringend verzoek van de Rotterdamse Rekenkamer om woningen van particuliere huisjesmelkers niet mee te tellen bij de voorraad sociale huurwoningen gaat wethouder Chantal Zeegers hier toch gewoon mee door. Ook koopwoningen, die een WOZ-waarde hebben van minder dan 180.000 euro, blijft Rotterdam als sociale woningen beschouwen. 

Door het negeren van de aanbeveling van de Rekenkamer om ‘voor de kwantificering van de sociale voorraad uit te gaan van de corporatievoorraad’ kan het Rotterdamse gemeentebestuur onverkort doorgaan met het ten onrechte verkondigen dat er in de stad gigantisch veel sociale woningen zijn. Volgens Zeegers zou het gaan om bijna 60 procent. 

In werkelijkheid - uitgaande van het aantal corporatiewoningen met een huur onder de 808 euro - ligt dat percentage op 39 procent. 

In het recent gepubliceerde rapport Huizen in de regio geeft de Rekenkamer aan dat het ongepast is om goedkopere koopwoningen en particuliere huurwoningen, waarvan onbekend is voor welk bedrag deze worden verhuurd, op te tellen bij de sociale voorraad. Het merendeel van die vaak slecht onderhouden appartementen staat in achterstandswijken op Zuid. Maar ook in Delfshaven kom je er vele tegen. 

Aan dit soort woningen, waarvoor huisbazen prijzen oplopend tot boven de 1500 euro per maand durven vragen, is niks sociaals, aldus de Rekenkamer. Maar dat weerhoudt Zeegers er niet van om ze toch bij de sociale voorraad mee te tellen. 

De Rotterdamse wethouder is overigens in goed gezelschap. Ook de gemeente Capelle aan den IJssel rekent zich rijk door particuliere huur- en koopwoningen als sociaal te beschouwen.