De Rotterdamse gemeenteraad moet meer invloed krijgen op de aanpak van ondermijnende criminaliteit, stelt de Rekenkamer Rotterdam op basis van een onderzoek. Volgens de rekenkamer is het voor de raad moeilijk om goed zicht te krijgen op wat de gemeente precies doet en of hiermee de georganiseerde criminaliteit ook echt wordt aangepakt.
In een vrijdag uitgekomen onderzoeksrapport schrijft de rekenkamer dat de gemeente Rotterdam sinds 2014 harder inzet om criminelen aan te pakken. Zo zijn er tot en met vorig jaar 554 drugspanden gesloten in de stad. Omdat met deze intensievere aanpak ook het aantal activiteiten en de samenwerking met politie en justitie is toegenomen, is soms onduidelijk wat nou het doel is van de acties. Ook is de informatie over de uitvoering en de resultaten versnipperd. "Het is hierdoor niet duidelijk waarop de aanpak precies is gericht: op de georganiseerde criminaliteit of op kleinere criminaliteit en verloedering", aldus de rekenkamer.
Het instituut zet ook vraagtekens bij de bevoegdheden van de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb. Bij het sluiten van drugspanden stelt hij voornamelijk de regels op, maar is hij ook degene die de sluitingen oplegt. De gemeente maakt hierbij gebruik van maatregelen uit het bestuursrecht en niet uit het strafrecht, waardoor ze sneller kunnen optreden. Dit kan volgens de rekenkamer fouten, willekeur en disproportionaliteit in de hand werken.
De gemeenteraad zou volgens de rekenkamer een grotere rol moeten krijgen bij de aanpak van ondermijning. Daarbij moet gekeken worden naar de inzet van het bestuursrecht en wat er precies onder ondermijning valt. Het Rotterdamse college laat weten de aanbevelingen van de rekenkamer deels over te nemen, "maar lijkt de door de rekenkamer aanbevolen fundamentele discussie over de rol van de gemeente uit de weg te gaan", zo schrijft de rekenkamer.