Het stadsbestuur van Rotterdam beraadt zich op 14 september over de huisvesting van gevluchte Afghanen. Minister Olongren van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Broekers-Knol van Justitie willen een inventarisatie van de opvangcapaciteit en bezien in het licht van de ontwikkelingen ook het liefst een versneld antwoord.
In hun brief vragen ze aandacht voor een nijpende situatie en vooral een gezamenlijke inspanning om de inzet van (crisis)noodopvang af te wenden. Bij crisisnoodopvang moet men denken aan het lokaal opvangen van vluchtingen op tijdelijke locaties die daar niet voor bedoeld zijn, zoals in de eerste plaats in sporthallen waar slechts minimale voorzieningen zijn.
De Afghaanse vluchtelingen zijn nu ondergebracht op defensielocaties, maar moeten worden overgeplaatst naar opvanglocaties van het COA. Naast de situatie in Afghanistan zeggen de twee bewindslieden in hun brief aan het college van B&W in Rotterdam zich ook zorgen te maken over de situatie in Libanon, Belarus en Turkije, waarvan laatstgenoemde ook al tot een toenemende instroom bij het COA heeft geleid. ‘’Bovendien arriveren steeds meer nareizigers in het kader van gezinshereniging naar ons land. Zij konden eerder niet reizen vanwege de internationale reisbeperkingen in verband met COVID-19’’, aldus de minister.
Van de beschikbare 29.000 plekken binnen de totale opvangcapaciteit zijn er op dit moment ruim 27.000 bezet. ‘’De grenzen komen dus razendsnel in zicht en de marges die het COA nog heeft nemen met de dag af. Als deze situatie doorzet, zit het COA naar verwachting binnen afzienbare tijd vol. De voorbereiding van noodopvang is dus al in gang is gezet. De volgende onvermijdelijke stap is de inzet van crisisnoodopvang, hetgeen zeer onwenselijk is.’’