Richard de Mos slaat met boek en Code Oranje terug

27 December 2020, 18:51 uur
Rotterdam & Regio , Den Haag & Regio
mainImage

Het is niet gebruikelijk dat verdachten in een strafzaak voor de eventuele rechtszaak hún kant van het verhaal vertellen. De Haagse politicus van het volk Richard de Mos breekt keihard met die traditie.

Dat komt omdat hij van mening is dat de zaak die het Openbaar Ministerie tegen hem heeft opgetuigd en die hem als wethouder en loco-burgemeester van Den Haag de kop kostte in zijn ogen alle kenmerken heeft van een politiek proces.

In ‘Mijn verhaal’ weerlegt hij niet alleen alle aantijgingen aan zijn adres, maar legt hij ook gedetailleerd uit wie hem op welke manier trachtten te slopen. En waarom dat niet is gelukt. In februari ligt het verhaal in de winkels.  

Inmiddels is Richard de Mos alweer druk bezig met ook zijn nieuwe landelijke partij Code Oranje, waarvoor hij behalve de beroemde strafrechtadvocaat Peter Plasmane heeft gestrikt, maar in Rotterdam ook raadslid Tanya Hoogwerf van Leefbaar Rotterdam en zelfs veteraan en oud-raadsnestor en dossiervreter Dries Mosch.  

Tipje van de sluier van Het Verhaal:

“Het was even voor zeven uur in de ochtend, dinsdag 1 oktober 2019. Mijn vriendin was net uit bed en beneden begonnen met de start van de dag. Koffie zetten, het ontbijt maken voor haar zoon en uiteraard al die andere dingen waarvoor vrouwen net iets meer de tijd nemen dan mannen. Ik lag nog even in bed na te denken over de volle agenda van de dag en de rest van de week, waarin de Onderzoeksraad voor de Veiligheid zou komen met het langverwachte rapport over de Vreugdevuren op Scheveningen die in de nieuwjaarsnacht van 1 januari een bijna-ramp veroorzaakten. Vooral het handelen, of het gebrek daaraan, van burgemeester Krikke zou een heet hangijzer worden. Om half acht zou ik, zoals iedere werkdag, met mijn dienstauto opgehaald worden.

Ineens waren er stemmen beneden te horen. “Openmaken”, klonk het luid. Ik dacht: dat is bij de buren. Maar datzelfde moment hoorde ik mijn vriendin vragen: “Wie bent u?” Voor ik het goed en wel besefte, stonden er mannen in mijn slaapkamer. “Rijksrecherche, u moet naar beneden komen!”, gevolgd door de mededeling van de rechter-commissaris, Schols, dat ik werd verdacht van ‘corruptie, omkoping en het schenden van het ambtsgeheim’.  Tot een paar minuten daarvoor was ik een hardwerkende wethouder en de eerste locoburgemeester van Den Haag, nu stond ik zo goed als naakt in mijn slaapkamer een voor mij volslagen idiote verdachtmaking aan te horen.

Nog in mijn slaapkamer moest ik mijn telefoon afgeven en gaf ik gehoor aan het verzoek om de inlogcode te geven. Inmiddels krioelde het van bezige bijtjes in mijn huis, die allen met gretige handjes door mijn persoonlijke bezittingen en paperassen aan het grasduinen waren. Naast de rechter-commissaris en de griffier waren een officier van justitie, een de hulpofficier,  zeven opsporingsambtenaren van de Rijksrecherche, een opsporingsambtenaar van de FIOD en enkele medewerkers van de Landelijke Eenheid aanwezig.  De meesten hadden pistolen en droegen kogelwerende vesten, alsof ik elk moment het vuur op hen zou openen.

We werden van de slaapkamer naar de huiskamer gebracht, waar ik na veel aandringen een app-je mocht sturen naar mijn chauffeur dat ik niet opgehaald hoefde te worden. De sfeer was grimmig. Ook mijn partner en 13-jarige stiefzoon moesten hun telefoons inleveren. We moesten op de bank gaan zitten en mochten niet met elkaar praten en keken met stijgende verbazing toe hoe al onze spullen werden doorzocht. Gesnuffel tussen de foto’s van mijn onlangs overleden moeder, lades die open en dicht gingen, blikken van vreugde op de gezichten van de speurders bij het vinden van bankafschriften, aantekeningen en facturen. Zenuwachtig lachten we naar elkaar toen de grijpgrage vingertjes ook kwamen op plekjes die je juist voor anderen verborgen wil houden, zoals het kastje met lingerie van mijn vriendin.

Inmiddels kwam een der rechercheurs schuin tegenover ons zitten. Op de vraag wat zij dachten dat dit zou betekenen voor mijn carrière, antwoordde hij bijna triomfantelijk: “Er gaat straks ook nog een persbericht uit!” Toen was helemaal duidelijk dat mijn wethouderschap voorlopig ten einde was en dat ik weer van voren af aan moest beginnen om mij terug te vechten naar de plek waar ik in de zes jaar daarvoor met bloed, zweet en tranen was beland.’’