Puin en vriendschap van Jan Wagner

18 November 2018, 18:10 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

door Jantje Steenhuis

Enige tijd geleden, bij een uitvaart hier in Rotterdam, kwam ik Jan Wagner tegen en we raakten aan de praat. Over afscheid nemen. Jan vertelde over zijn boek: Puin en vriendschap. Hij vertelde over zijn ouders, die lid waren geweest van de NSB en wat dat voor hem en zijn familie, het gezin waarin hij opgroeide, betekende.
Van de weeromstuit vertelde ik hem over mijn moeder. Ook haar ouders zijn na de oorlog opgepakt op verdenking van lidmaatschap van de NSB. Net als Jan kwam mijn moeder bij een pleeggezin terecht en net als bij Jan duurde het enige jaren voordat haar vader weer thuiskwam uit Westerbork, in Jans geval uit het interneringskamp Duindorp bij Den Haag. Er waren overigens zo’n 130 van die kampen in Nederland, na de bevrijding uit de grond gestampt.

Net als Jan heb ik onderzoek gedaan in het Centrale Archief van de Bijzondere Rechtspleging in Den Haag. In dat enorme archief van vier strekkende kilometer met ruim 300.000 dossiers van Nederlanders die de bijzondere rechtspleging hebben ondergaan. Omdat ze werden beschuldigd van samenwerking met de Duitse bezetter, van het in dienst treden bij het Duitse leger, van verraad of NSB-lidmaatschap. En dan gaat het zowel om mensen die tot een zware straf zijn veroordeeld, zoals Anton Mussert die is gefusilleerd, als mensen waarvan bleek dat de verdenking weinig om het lijf had, zoals in het geval van mijn grootouders, gewoon grotendeels geroddel van de buren.

Ondertussen waren mijn grootouders wel alles kwijt, was hun huis leeggehaald, waren ze de kruidenierswinkel waar ook Duitsers inkopen kwamen doen, kwijt en dat alles heeft ze zich een leven lang aangetrokken. Ze voelde zich erop aangekeken, en ooit heeft zelfs een vriendje het met mijn moeder uitgemaakt toen hij hoorde dat haar ouders bij de NSB waren geweest, en net als Jan heeft ze er nooit uit zichzelf over gepraat. Ik heb het haar moeten vragen.

Het praten over foute Nederlanders is eigenlijk nog maar net begonnen, terwijl de Tweede Wereldoorlog al 75 jaar is afgelopen. Net als Jan voel ik ook enige terughoudendheid, en vraag ik me af waarom eigenlijk? Ben ik verantwoordelijk voor de daden van mijn grootouders? Rationeel weet ik daar wel een antwoord op. Gevoelsmatig ligt dat toch iets anders.

Sytze van de Zee
Ik herinner me dat journalist Sytze van de Zee in 1997 over zijn NSB-jeugd publiceerde, in Potgieterlaan 7, het adres in Hilversum waar hij opgroeide. En sindsdien is er een zee aan boeken verschenen, maar eigenlijk is het nog net zo’n taboe als toen. Je praat er niet over. Daarom is het heel goed dat Jan zijn verhaal heeft toegevoegd. En er zouden meer verhalen moeten volgen. Want, en ik parafraseer onze burgemeester: de geschiedenis is onze achteruitkijkspiegel, zonder de bereidheid in die spiegel te kijken, loop je de kans dezelfde fouten keer op keer te maken en rij je blind de toekomst in.

Ik heb Jan’s boek in mogen zien. Zijn boek begint met het verhaal over zijn jeugd, over de belevenissen in de oorlog. Hoe het gezin op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, samen met zo’n 65.000 collaborateurs vluchtte naar Duitsland, met alle gevaren van dien. Hoe ze weer terugkwamen, gingen wonen in Den Haag en in 1950 verhuisden naar Rotterdam voor de nieuwe baan van Jan’s vader als bedrijfsleider bij een handelsbureau in de Gouvernestraat.

En ondanks dat zware oorlogsverleden, weet Jan zijn verhaal op lichte toon te vertellen, zonder te oordelen, met respect en mededogen, ook over zijn vader. Soms wat verwonderd, en dan schrijft hij: wie het weet mag het zeggen.

Zijn verdere levensloop vertelt Jan aan de hand van collega’s, zeilvrienden en vrienden in de Rotterdamse kunstenaarsscene, met veel foto’s, afbeeldingen van kunstwerken en gedichten. Het zijn mooie verhalen waarin Rotterdam en Rotterdammers steeds een rol spelen.

Vele raakvlakken
En onderweg blijkt dat het Stadsarchief en het leven van Jan veel raakvlakken hebben:

- Zoals de foto’s van zijn vader van de metrobouw, die zich in de collectie van het Stadsarchief bevinden.

- Zoals zijn boek over Antoon Derkzen van Angeren uit 2001, dat in de collectie van het Stadsarchief is opgenomen, natuurlijk en mede aanleiding was om in de Archiefwinkel aan de Coolsingel in 2003 een overzichtstentoonstelling van het werk van Van Angeren te presenteren.

- Zoals het grote raam van Karel Appel in het Technikon, de grote scholengemeenschap aan de Heer Bokelweg, ontworpen door wederopbouwarchitect Huig Aert Maaskant, die ook de Rijksautomobiel Centrale, waarin het Stadsarchief sinds 1998 gehuisvest is, ontworpen heeft. En het toeval wil dat we net in samenwerking met het CBK 10 Rotterdamse kunstenaars opdracht hebben gegeven een tekening van een Rotterdams Maaskantgebouw van te maken.

- Zoals Begraafplaats Crooswijk: we zijn bezig met een inventarisatie van erfgoed op Rotterdamse begraafplaatsen. Zowel van de personen die er begraven liggen als van de grafmonumenten van Rotterdamse kunstenaars. Jan Jongert ligt er ook, zo lees ik. De graven van de oudere zussen van de vrouw van Jan, Arina en Maria, die zijn omgekomen door de Engelse bommen op hun huis in de Nassaustraat op 29 juni 1940, zijn helaas al geruimd.

- En ook de informatie over de bommen op de Nassaustraat op 29 juni 1940 komt uit het Stadsarchief. Jan wilde meer weten van die bommen en is op onderzoek gegaan in het archief. Hij consulteerde de lijst van bominslagen, en las de kranten uit die dagen: ‘Engelsche vliegtuigen teisteren Rotterdam’.

- En dan tot slot de razzia. Zijn schoonvader werd opgeroepen bij de razzia op 10 en 11 november 1944, die net gisteren in De Kuip is herdacht. Alle Rotterdamse jongens van mannen van 17 tot 40 jaar moeten zich melden voor de Arbeitseinsatz. 52.000 van hen werden weggevoerd. Een paar wist te ontsnappen, onder wie Teun Middelkoop, de schoonvader van Jan. Hij stapte gewoon uit de rij en dook thuis onder.

Ik rond af. Jan heeft een mooi, openhartig en bijna intiem verslag over zijn leven geschreven. Over de moeilijke periode van zijn jeugd, zijn burnout, zijn familie, collega’s, zijn vrienden in de kunst, zijn zeiltochten, maar ook over Rotterdam en Rotterdammers, waar veel mensen zich in zullen herkennen. Ik complimenteer hem daarmee!

Tot slot: in het voorwoord schrijft Arie van der Krogt dat de kunstenaarsvrienden van Jan een permanente eregalerij in de stad verdienen. Een eregalerij kan vele vormen aannemen. Ik daag hierbij Arie en Jan uit om die eregalerij vorm te geven. Als archivaris van Rotterdam ben ik heel benieuwd.

En wat zullen we doen aan de pijnlijke NSB’-geschiedenis van Rotterdammers? Wie het weet mag het zeggen. Ik ga er in ieder geval verder mee aan de slag.