Aboutaleb riep vandaag in het stadhuis om 13.00 uur het presidium bijeen en kondigde na verbod van twee bier en een riedeltje dixielandmuziek zijn vertrek aan. Wel pas in het najaar.
Even héél snel: ik zat in 1967 op 21-jarige leeftijd als leerling journalist van het Rotterdams Parool in de raadzaal van het stadhuis naast onze getrainde politiekverslaggever Han van der Meijde toen Wim Thomassen nog burgemeester was. Ik moest alle delen van het vak leren.
‘’Heb je je broertje meegenomen?’’, vroeg Thomassen aan Han toen hij aan de perstribune voorbij liep en gemoedelijk omhoog keek.
Burgemeesters, wethouders en raadsleden kijken diep in hun hart ’t liefst neer op raadsverslaggevers, maar daar dachten ze in 1914 bij de bouw van het Rotterdamse stadhuis anders over. De stadsbeslissers lopen onderdoor aan ons voorbij. Hoogteverschil: zij pijn in hun hoofd, wij in onze vingers. Heeft u ‘m? In 1967 genoot ik m’n ogen uit m’n kop.
Tien jaar later was ik een van de ghostwriters van burgemeester André van der Louw. Een schnabbel. Ik grossierde in schnabbels. Daar hebben de laatst overlevenden van Het Vrije Volk het nog over. Van der Louw was de opvolger van Thomassen en werd gaandeweg m’n vriend. Wij en onze echtgenotes bevoeren de zeeën. Met Coen Moulijn, Cor Veldhoen, Piet Steenbergen, Eddie PG en onvergetelijke Rotterdamse zakenmensen als Cees Monden en Hans Schmidt.
Toen kwam Bram Peper. Allemaal nog steeds PvdA.
Ik kwam ook uit die kringen. VARA, Drees, Voskuil, AP, Theo M. Eerdmans, Maud, Neptunus, RCH.
En ook wij klikten, Bram en ik.
Dus toen Van der Louw (baas: Openbaar Lichaam Rijnmond) en Peper (baas: Rotterdam) elkaar tot mijn verdriet boos achterna zaten in die gekke dieprode vlindertuin ben ik nog een uurtje politicus geweest om ze bij elkaar te brengen. Ik reed Bram naar André in Kralingen: hurkzit, pijp, sigaren, whisky.
Maar het mislukte.
Ik hou het kort: tot aan zijn dood in augustus 2022 lunchten Bram en ik nog elk jaarkwartaal in de historische Ballentent en toen ik letterlijk en figuurlijk een boekje opendeed over die ouwe douanetent prees hij mijn boek de hemel in. Dat doen vrienden.
Ivo Opstelten?
Nauwelijks meegemaakt. Ook niet in mijn Feyenoordtijd. We drukken elkaar de hand en lachten vriendelijk.
En toen Aboutaleb, om wie ik als geboren, getogen en ouwe Rotterdammer al sinds mijn terugkeer in de raadzaal in 2017 bodemloos verdrietig ben.
Hij snapt namelijk alles, kent ook iedereen, tot diep in Europa toe, en vooral zichzelf, behalve de echte volbloed Rotterdammer en de Crooswijker al helemaal niet.
Mij komt het veranderdingsritueeltje goed uit. Eindelijk honderd kroegen meer en vooral veel nachtfeest.