In het tehuis 'Oranje- Nassau' (Magelang, Java) van Pa van der Steur zaten militaire kinderen. Jongetjes, voorbestemd om dienst te nemen bij het Oost-Indische Leger.
Pa, dat was de Haarlemse zendeling Johannes van der Steur (1865-1945). Hij trok in 1892 naar Indië om daar een Christelijk tehuis voor militairen te openen. Hij hoopte daarmee een alternatief te bieden voor wat hij beschouwde als het zondige concubinaat. Als christen voelde hij bezwaren tegen buitenhuwelijkse relaties.
Het tehuis opende onder grote belangstelling. Van der Steur ging evangeliseren waar hij de zonde kon vinden en aan zijn achterban in Nederland kon hij dan ook berichten: 'De bordeelen hier zijn geheel anders dan in Holland. Ontzettend, afzichtelijk, vuil en vunzig. Ik vind dat ze veel gelijken op beestenstallen.'
Ja, dan heb je als christen-prediker je werk gevonden.
In 1893 arriveerden de eerste kinderen in het militaire tehuis. Ze hadden een Europese vader, en vermoedelijk een Javaanse moeder. Daarna kwamen er meer en meer. De kinderen noemden Van der Steur: Pa. Naarmate het kindertal groeide, werd het tehuis van Van der Steur omvangrijker. De cultuur veranderde van een min of meer gezellig gezin naar een bedrijfsmatiger aanpak. Uit Haarlem reisde zijn zuster Marie naar de Oost, waar ze Moe van der Steur werd.
Van der Steur betaalde de kosten van het tehuis zelf. Dat ging voor honderd procent via donateurs, tot hij van gouverneur-generaal Van Heutsz in 1905 een structurele subsidie kreeg.
Dan zijn we dus al honderden kinderen verder.
Jongens, meisjes. Een Europese vader die afwezig was. Een moeder die geen rechten kon laten gelden. Het tehuis van Pa bestond tot in 1945. Toen ging het over in andere handen; het bestaat in zekere zin nog steeds.
Donateurs in die tijd waren veeleisend. Van de weeromstuit wilde Van der Steur al binnen een paar jaar opnieuw beginnen. Hij dacht na over het opzetten van een school voor jongens, zodat hij ze kon klaarstomen voor het leger. Die school zou in Tjimahi moeten staan.
Begin december 1898 meldde het dagblad De Locomotief over de vorming van een “Christelijk Pupillencorps Oranje-Nassau”, een naam die meteen aan de Pupillenschool van Gombong deed denken. Een uniform had Van der Steur al bedacht:
… bestaande uit een blauw gestreepte kiel, dito lange broek, model schoenen en een modelpet, zijnde deze laatste een platte marinepet met geel galon en oranjecocarde.
De voortvarende Van der Steur bleek al in oktober 1898 zijn plannen hebben voorgelegd aan de gouverneur-generaal, evenals een aanvraag om subsidie. Met optimisme vroeg hij ook aan het publiek in Indië om geld. De Locomotief publiceerde een lange ingezonden brief van zijn hand, waarin hij onder andere schreef:
Hoofdzaak is nu dat ik geld voor het bouwen kan vinden. Wij hebben daarvoor circa f 20.000 nodig en hebben ongeveer f 2.000. Geldloterijen vragen wij niet aan, wij verwachten dat deze luttele som door offervaardigheid bij elkander zal komen.
Achttienduizend gulden, een kapitaal. En dat moest zomaar gedoneerd worden aan een particuliere onderneming, een Hollandse zendeling die kwam vertellen hoe Indië moest leven?
Het geld kwam er niet.
Dat de fundraising van Van der Steur mislukte, zal ook te maken hebben gehad met de militaire pupillenschool te Gombong, waar jongens veelal op kosten van de staat werden klaargestoomd voor het leger. Er waren voortdurend discussies over in de pers, maar Gombong functioneerde wel. Ik lees er nu veel over in de oude Indische kranten. Inmiddels ken ik zeven, acht families met een voorzaat in Gombong. Meer families zijn welkom.
https://www.indischeschrijfschool.nl