Het begon bijna idyllisch: zes weken lang liep ík over de Meent en was het daar geen racebaan, maar een Groene Oase. Een plek waar kinderen konden spelen, waar bewoners koffie dronken op een bankje en waar ondernemers hun terras uitbreidden. Met weinig middelen en veel enthousiasme toverden we samen de straat om tot een ontmoetingsplek in plaats van een doorgangsroute. En ik zag het gebeuren: de stad ademde. In één klap bewezen we hoe mooi Rotterdam kan zijn als de auto een stap terug doet.
Maar ik zag óók het waterbedeffect. Verkeersaso’s weken uit naar de zijstraten, alsof asfalt hun geboorterecht is. En de échte gemiste kans blijft natuurlijk de Coolsingel. Voor ruim zestig miljoen euro kregen we geen groene boulevard, maar een betonnen bak: een stadssnelweg, een levensgevaarlijk fietspad en een trambaan zonder ziel. Het weren van autoverkeer? Dat durfde niemand. Het resultaat: een dure illusie, nul oplossing. En wie betaalt de prijs? De zijstraten zoals de Meent, die nu overspoeld worden door herrie en gevaar.
Hetzelfde drama zie ik langs de Tunneltraverse, de oudste stadsautoweg van Nederland. Gebouwd in de jaren ’30 en ’40, samen met de Maastunnel, ooit hét toonbeeld van vooruitgang. Ik heb ouderen horen vertellen hoe zij in 1942 trots voor het eerst door de tunnel liepen, als symbool van wederopbouw. Maar die trots is inmiddels verworden tot frustratie.
En nu, in 2025, probeert het stadsbestuur deze halve snelweg te “knijpen” tot een zogenoemde langzaam-doorrijroute. Maar ik weet: knijpen werkt niet. Het gevolg? Files. Niet alleen irritant, maar ronduit levensgevaarlijk. Want wat gebeurt er als een ambulance met spoed naar het Erasmus MC moet, maar vaststaat in de file op de traverse? Dan is beleid geen vergissing meer, maar een risico voor levens.
Ik denk dan meteen aan het fiasco van het Kruisplein. Ook daar dachten verkeerskundigen slim te zijn: knijp het autoverkeer dicht en de stad lost zichzelf wel op. De realiteit? Omliggende straten veranderden in racebanen. Ik heb het gezien: fietsers die voor hun leven sprongen, voetgangers die niet meer durfden over te steken, automobilisten die gefrustreerd op hun stuur sloegen.
En dan het openbaar vervoer. Voor mij dé ruggengraat van Rotterdam. De tram. Dat geweldige vervoermiddel dat al honderd jaar door de straten zoemt. Waarmee ouderen vertrouwd hun boodschappen doen, kinderen lachend naar school rijden en supporters zingend naar De Kuip trekken. Voor mij ís de tram Rotterdam. En juist die tram zie ik nu rücksichtlos uit het straatbeeld verdwijnen. Alsof je het hart uit de stad trekt.
De metro, ooit ons symbool van vooruitstrevendheid, mag niet uitbreiden met een derde oeververbinding. Een compleet nieuw stadsdeel, de Oostflank, wordt daarmee verstoten van het beste vervoersmiddel dat we hebben. In plaats daarvan kiezen plannenmakers voor nóg een autosnelweg. Een Tunneltraverse 2.0: ingebouwde ellende voor de komende decennia.
En de bus? Dat flexibele werkpaard van het ov? Ook die zie ik steeds vaker klemgezet. Waar de auto geweerd wordt, mag de bus vaak óók niet meer rijden. Het gevolg: wijken waar bewoners simpelweg niet meer wegkomen. Zo verlam je de stad op twee fronten: je durft geen keuze te maken voor of tegen de auto, en ondertussen sloop je je eigen snelle, comfortabele ov-netwerk.
Wat ik hier mis, is visie. Rotterdam zweeft tussen “autovrij”, “autoluw” en “autominnend”, alsof het drie smaken ijs zijn die je allemaal tegelijk kunt bestellen. Het resultaat laat zich raden: halfbakken maatregelen, lapwerk, achter de feiten aanlopen. Ondertussen zie ik verkeer stagneren, luchtvervuiling toenemen, bewoners gestrest raken en middenstanders zich gestraft voelen.
De oorzaak is simpel: politieke lafheid. Leefbaar, VVD, CDA, DENK—ik zie ze allemaal buigen voor hun autominnende achterban. Ze sparen de kool én de geit. Maar ik zeg: wie alles tegelijk wil, kiest in feite voor niets. En niets doen is de allerslechtste keuze die je als stad kunt maken.
Rotterdam moet ballen tonen. Wil je een stad waar de auto koning blijft, zeg het dan eerlijk. Vertel ons bewoners dat we onze longen kunnen inleveren en dat files net zo bij de stad horen als de Erasmusbrug bij de skyline.
Of kies eindelijk voor een stad die de fiets, de tram, de bus, de voetganger en de metro écht serieus neemt. En leg daar een visie onder die vandaag begint, niet morgen—want vandaag wordt er al gesloopt.
Voor mij is mobiliteit de ruggengraat van de stad. En zonder keuzes verstikt Rotterdam in uitlaatgassen, in stilstaand verkeer en in een afbrokkelend ov. Daarom zeg ik: Rotterdam, toon lef. Niet morgen. Niet over vijf jaar. Maar nú.