De figuur Rembrandt: een dubieuze wegkijker (3)

15 September 2018, 11:00 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Peggy Wijntuin, het voormalige raadslid van de Partij van de Arbeid in Rotterdam, verraste vriend en vijand met 200.000 euro besteedbaar gemeenschapsgeld voor een onderzoek naar het ongetwijfeld foute koloniale verleden van al ruim vierhonderd jaar morsdode stadgenoten.
Het bracht de inmiddels gepensioneerde geschiedenisleraar Ronald Sörensen (zie foto) op de gedachte om het gratis te doen via enkele openbare brieven. Hij wil daarmee aantonen dat geschiedschrijving subjectief is en verder is hij bang dat de uitkomst van het onderzoek nu al bekend is.

Beste Peggy,


In de huidige inquisitiegolf die zo terecht de erflaters van onze beschaving treft, ontbreekt mijn inziens de naam van Rembrandt.

Bij het gebruik van zijn basismaterialen heeft Rembrandt destijds volkomen over het hoofd gezien, dat de productiemethoden uiterst discutabel waren. De basis van zijn olieverf bestond uit olie, die door Nederlandse bedrijven (stinkerijen) werd gewonnen uit walvisvet.

De walvisvaarders - vaak afkomstig van de Waddeneilanden - hebben bijna de totale populatie Noordkapers uitgeroeid en zijn mede verantwoordelijk voor het feit dat deze schitterende dieren nu nog zeer zeldzaam zijn.

Bij de productie van de verschillende tinten rood werd gebruik gemaakt van meekrap, dat op de Zeeuwse eilanden werd verbouwd. Bij het planten en oogsten van de meekrap moesten kinderen van nog geen vier jaar al actief meedoen aan het arbeidsproces.

De boeren die op de kale zandgronden leefden, buitten de seizoenarbeiders en hun kinderen enorm uit: Vaak was het loon net voldoende om schamel eten op tafel te kunnen zetten.

Medische voorzieningen werden de stakkers onthouden en ze leefden in schamele hutjes of in de stal van hun werkgevers. Voor de productie van andere organische kleurstoffen werd ook gebruik gemaakt van deze verkapte vorm van slavernij.

Bij het vervaardigen van de tinten zwart en bruin gebruikte men de gedwongen arbeid van veroordeelden (eerste diefstal werd bestraft met 10 jaar rasphuis) die het zware ebbenhout verplicht dag in dag uit moesten raspen.

Daarnaast heeft Rembrandt vele etsen gemaakt, terwijl hij kon weten dat in de kopermijnen onder mensonwaardige omstandigheden 7 dagen per week minimaal 14 uur gewerkt werd. Veel van de mijnmerkers haalden i.v.m. de koperstof in hun longen de dertig jaar niet!

Het portret van twee donkere mannen dat Rembrandt schilderde toont weinig medeleven met deze twee ontheemde zeelui, die net aan slavernij ontsnapt waren (verboden op Nederlandse bodem). Keihard schildert hij hun verwarring en angst, maar in de bronnen staat niet dat hij zich ook over hen heeft ontfermd of welkom heeft geheten.

Weer een ander licht op de persoon Rembrandt werpt zijn schilderij: De anatomische les van professor Tulp.

Waarschijnlijk behoorde hij tot de personen, die zich tegen betaling luguber verlustigde aan het ontleden van een lijk; een verwerpelijke tijdverdrijf in die tijd. Verwerpelijk omdat de overledene geen toestemming had gegeven: het betrof een arme drommel, die na een tweede of derde diefstal was opgeknoopt.

Een gruwelijke gewoonte, waar ook weer volgens betrouwbare bronnen, onze belangrijkste schilder nimmer openlijk kritiek op heeft geleverd. Sterker nog zijn precieze weergaven van executies, zoals in zijn tekening de onthoofding van Johannes wekt het vermoeden, dat hij zich in de menigte schaamteloos en zonder enig teken van verzet heeft staan vergapen (verlustigen?) aan het leed dat anderen op het schavot werd aangedaan.

Verder moet me van het hart dat Rembrandt veel portretten heeft gemaakt van personen, die gezien hun levenswandel weinig op hadden met democratische besluitvorming en die zich verrijkten met overzeese handel, die meestal ten koste ging van de eenvoudige bevolking aldaar (de rijkeren overzee profiteerden helaas ook mee. Multatuli!).

Kortom: Rembrandt is een dubieuze wegkijker geweest, die zich op geen enkele wijze heeft verzet tegen de misstanden van zijn tijd. Ik wil dat iedereen, die om welke reden zijn naam gebruikt, zich daarvan bewust is.

Ook lijkt het me zeer deugdzaam om onder al zijn werken, die we met zoveel trots tentoonstellen, een bordje plaatsen met bovenstaande kanttekeningen.

Groet
Ronald

P.S. Peggy, uiteraard maak ik graag van de gelegenheid gebruik om me te verontschuldigen voor het onheil dat mijn voorouders in het verleden hebben veroorzaakt. Met name het plunderen van Dorestad (834 en 863 na Christus) drukt als een molensteen op mijn geweten.