De razzia (3): Henk Kranendonk vertelt

30 December 2018, 12:00 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Het is volgend jaar (2019) 75 jaar geleden dat Rotterdamse jongemannen door de Duitse bezetters uit hun huizen en ouderlijke huizen werden gehaald voor transport naar Duitsland. Ze moesten er werken.
De gebeurtenis is de geschiedenis ingegaan onder de naam: de razzia.
Twee dagen lang stroopten de Duitsers met de geweren in de aanslag de wijken af en veroorzaakten schrik en chaos. Het komend jaar zullen we er uitgebreid op terugblikken. In deel 1 beschreef de journalist Jim Postma zijn familiedrama. In deel 2 volgde de journalist Hans Roodenburg en vandaag herhalen we het verhaal dat wijlen de illustere Rotterdammer Henk Kranendonk vertelde over zijn uit z'n slagerij in Crooswijk weggehaalde vader.


[caption id="attachment_64922" align="alignnone" width="541"] Henk Kranendonk (tweede van rechts) met geheel links Feyenoord-voetballer Guus Haak, en verder trainer Rob Jacobs en bokspromotor Aad Veerman.[/caption]

door Jan D. Swart

Henk Kranendonk is vier jaar wanneer Rotterdam op 10 mei 1940 met 97.000 kilo aan brisantbommen door 54 Heinkels wordt plat gegooid. Wat hij ervan weet is dat hij met een koekenpan op z’n kop onder de trap heeft moeten zitten. Later pluist hij alles nauwkeurig na. In Kralingen, in de Lusthoflaan, valt de eerste bom. De tweede verdwaalde treft de Pijperstraat in Crooswijk, waar Tinus Bosselaar woont. Pas daarna krijgt het centrum de volle laag. Het resultaat is een skelet.
’’Geschiedschrijvers hebben ’t alleen over de binnenstad’’, zei hij. ’’Die weten er dus geen reet van.’’

En toen kwam er een verhaal over die razzia in 1944. Die had zo’n verbijsterende indruk op hem gemaakt dat daarna geen boek over de Tweede Wereldoorlog hem in zijn schooltijd meer was ontgaan. ’’Ik heb er een tik aan overgehouden’’, zei Henk Kranendonk. Hij was toen acht jaar. Achter de humor en het lawaai van Henk Kranendonk schuilt de treurigheid van een autoeducatieve oorlogshistoricus, die op 10 november 1944 vroeg wakker is op het moment dat de Crooswijksestraat, zijn straat, wordt afgezet. Later blijkt dat er 50.000 Rotterdamse mannen tussen de 17 en 40 jaar bij een razzia worden weggevoerd. Waarheen? Niemand die het weet.
Kraan gaat vertellen. Non stop. Het is rond 1968. De flarden zijn uitgetikt met een schrijfmachine, maar nooit gepubliceerd. De voetballers Rob Jacobs, Guus Haak, Henk Schouten, Coen Moulijn en Cor van der Gijp luisteren mee.
Kranendonk: ‘’Een ochtend zonder straatverlichting. Een geraffineerdere omsingeling was niet denkbaar. Op elke hoek graflijers. Je kon ze niet zien, maar wel horen. Stampende laarzen. Een tyfusgeluid. Ik weet niet waarom ik vroeg wakker was, waarschijnlijk was ik altijd vroeg wakker, maar ik had door het raam gekeken en hoorde dat een buurman, die naar z’n werk ging werd terug gestuurd. Vijf minuten later de volgende. ’’Anspruch. Anspruch’’. Ik had die teringtaal vroeg onder de knie.
Ik had me aangekleed en was naar buiten gegaan. Eén zo’n griezel liep door de straat. Achteraf niet eens een verkeerde, want ik scheen met m’n knijplantaarn midden in z’n porum. In een andere straat hoorde je: rikketikketik. Dat had mij ook kunnen overkomen. ‘’Nach innen, schnell, schnell’’, riep hij.
Ik naar binnen, maar er ook weer uit. Nieuwsgierig als de pest natuurlijk. Let op, alles nog steeds in het pikkendoor en op de tast. Geen stroomkabeltje dat het meer deed. Niet buiten, niet binnen. Organisation der Vernuft. Het enige contact dat de mensen met elkaar tot stand konden brengen was via de tuintjes en veranda’s aan de achterkant, fluisterend.
Nergens voor nodig, dat fluisteren, want er zat geen mof aan de achterkant van de huizen, maar dat ging automatisch.
’’Was ist los?’’
Ik was acht jaar, maar had de brutaliteit om het op de hoek van de straat te vragen. Ik ging af op het geluid en de silhouetten. Het was de eerste keer sinds het uitbreken van de oorlog dat ik een klap voor m’n kanis kreeg. Vlakke hand. Het deed nog pijn ook. Maar ik had wel begrepen waar het omging, want ze stonden er met een mannetje of vijf en ik kon ze verstaan. Duits spreken kon ik niet, op een paar zinnetjes na, maar begrijpen des te beter.
’’Arbeiten am IJssel.’’

[caption id="attachment_64923" align="alignnone" width="722"] Henk Kranendonk, met de anjer van Prins Bernhard, zijn vriend.[/caption]

Dat was het rattenspel

Geen idee waar dat was, am IJssel, ook niet wat dat was, maar dat iedereen mee moest om te werken, dat was duidelijk. En ze wisten dat je ’t, als kind, thuis ging zeggen. Dat was het rattenspel.
Binnen twee uur stonden alle mannen buiten voor hun eigen deur. Gepakt en gezakt. Niet midden op de straat, nee, voor hun eigen deur. Stokstijf. Ze moesten tellen, die moffen. Er was geen ontkomen aan. In een andere straat had je de luidsprekerswagen gehoord en die kwam, toen het licht was, ook de onze in. Crooswijk. Op ’t laatst liepen er wel tien van die plebejers door de straat, geweer in de aanslag. Af en toe rikketikketik, in de lucht. Ze speelden in op angst. Daar waren ze kanjers in. Wie loog: de doodstraf. Het stond op de biljetten die ze uitreikten. ’Op hen die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten.’

Hier en daar stond er een vrouw in haar eentje voor de deur. ’’Ich bin allein’’, zei ze. Die lef alleen al. Want ik wist beter. Ik wist alles van de straat. Vooral wie gierig waren, want die huilden uit één oog. Maar ik ontdekte op die dag wel wie bravoure had en met een staal gezicht kon liegen.
’’Nee, mijn man heeft een andere vrouw.’’ En dan half op z’n Duits. Terwijl ie binnen opgevouwen in een keukenkastje zat. Als ze zo’n vrouw niet geloofden en naar binnen gingen om te zoeken, wist je: foute boel. Je wilt niet weten hoeveel mannen er in dressoirtjes hebben gezeten achter het opgestapelde servies. Eén keer verkeerd zuchten en ze waren de lul geweest. Twee huizen van ons vandaan heeft een buurman in een kolenhok gezeten met een laag antracieten van Cor Kieboom over zich heen. Hoe ie ’t geflikt heeft in een uur voorbereiding is me een raadsel, maar in paniek kan alles.
Als je het trof dat er één bij je binnenkeek kon je zelfs mazzel hebben. Maar owee als het er twee waren en er een etter tussen zat. In negen van de tien gevallen zo’n ouwere, met zo’n volgevreten kop. Maar wie jonge kinderen had, koos eieren voor z’n geld. En daar ging die hele colonne, de straat uit. Mijn vader ook en als kind liep je mee. Dat mocht niet, maar je deed ‘t. Wel op afstand, want eigenlijk was ik een schijterd. Maar ik was vooral beledigd. Ze namen je vader mee.’’

Gründlichkeit

Achteraf, als je zo’n hele razzia gaat zitten ontleden, en dat heb ik gedaan, klopte alleen de voorbereiding. De Gründlichkeit bij het afzetten van straten en wijken. Die was des Duits. De koppen die het bedacht hadden. De Eichmannen. Maar toen ze te veel mannen op hun dak kregen werd het een zooitje. Ze hadden veel te veel soldaten moeten inzetten.
Maar het gekke was weer wel dat als die vaders bij de eerste selectie in de Heineken Brouwerij een beetje goed verhaal hadden, dat ze een schop onder hun kont kregen en weer mochten gaan. Een winkelier, zoals mijn vader, ja die moest de buurt aan vlees helpen. Hij was na een uurtje alweer thuis.
Maar de meesten moesten naar de Veemarkt. Daar was het grootste verzamelpunt van Crooswijk. Op Zuid was dat De Kuip en dancing Spes Bona. Allemaal met boterhammen voor één dag, mes, vork en een drinkbeker. Ik heb ze nog schoenen zien verwisselen, die de vrouwen kwamen brengen. En wie ter hoogte van het abattoir, dat was aan het einde van onze straat, al mank liep of zei dat ie ziek was moest rechtsomkeert maken en ging met een groep mee naar de Boezembarakken.
Als ze dat van tevoren hadden geweten zouden ze dat niet hebben gefaket, want die barakken stonden in Crooswijk slecht aangeschreven. Zelfs als kind wist je dat. Daar zaten de hoeren die aan het begin van de oorlog door de Duitse militaire politie waren opgepakt voor behandeling. Eén barak heette de druiperbarak. Geen idee als achtjarige wat dat betekende, maar het klonk in elk geval niet jofel.’’

Rasverteller, zeeman, humorist, kroegtijger en gezelligheidsoplichter Henk Kranendonk, die op de leeftijd van 45 jaar dood in een sloot werd gevonden, speelt een belangrijke rol in het door Jan D. Swart geschreven boek over de Feyenoord-voetballers Coen Moulijn, Cor van der Gijp en Henk Schouten dat dit jaar door uitgever Trichis werd uitgegeven en door oud-burgemeester Bram Peper werd gepresenteerd.
Kranendonk en Moulijn kenden elkaar van de zondagschool en voetbalden in straatelftallen, zie foto hieronder. Coen met pet en Kranendonk op de voorste rij rechts.