Spookminuten die Rotterdam veranderden

14 May 2018, 13:17 uur
112
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Door Jan D. Swart

Als vanmiddag in het nieuwe centrum van Rotterdam negen minuten lang de kerkklokken bimbambeieren is dat ter herinnering aan die negen minuten waarin nazi-Duitsland deze stad verandert in een rookpluim.

Maar we spoelen eerst terug naar maandag 13 mei 1940. Nederland is dan drie volle dagen in oorlog en de moffen rijden op Zuid in voorpret rond in jeeps. Maar in het havenkwartier van Rotterdam is er ongenadig verzet in een onduidelijke getalsverhouding. Hoeveel Duitse militairen er de eerste dag waren geparachuteerd en hoeveel er daarna vanuit watervliegtuigen volgden, geen enkel historisch document synchroniseert later met de ander. Onbetwistbaar duidelijk is wel dat de kracht van het Hollandse gevechtsvolume gepositioneerd is op de rechter Maasoever en zich grofmazig heeft verdeeld tussen Overschie en de Boompjes. Soldaten vooral. De totaalschatting is 7000. De mariniers zijn ver in de minderheid.
Het is tweede Pinksterdag.

De straten op het Noordereiland en rond de Oranjeboomstraat op Zuid zijn de avond ervoor via een snelle overmeestering al om half negen per verordening afgezet en wie de moed heeft om er tien minuten later met zijn standaard grijze Fongersfiets doorheen te rijden loopt risico.

De Willemsbrug wordt aan de noordzijde nog steeds met man en macht door de mariniers verdedigd. In de overleveringsverhalen staat zelfs met het mes tussen de tanden. Later zou hun dapperheid veelvuldig met legendarische bravo’s de geschiedenisboeken vullen. Maar zelfs daarover zijn de rollebollende historici het in relatie tot de meevechtende soldaten nooit helemaal eens geworden. Rotterdam was een garnizoensstad en hoewel het merendeel van de strijdkrachten non-combattant was, acht men in retrospectief de rol van de soldaat te veel ondergewaardeerd.

Het Haagse dagblad Het Vaderland heeft die morgen samen met de NRC een noodeditie uitgebracht waarin nijd, weerstand en zelfs het laatste restje triomf om voorrang strijden. ‘Het vliegveld Waalhaven is door onze artillerie krachtig onder vuur genomen en heeft zijn betekenis voor den vijand verloren. De Duitschers die den eersten dag van den oorlog gedaald waren, worden verjaagd en vernietigd. En ook in het binnenland is het militair gezag den toestand volkomen meester’.
Het zijn de laatste optimistische en ongecensureerde berichten.

Op 14 mei, kort na het middaguur, in de chaos van ultimatums, overstekende Duitse onderhandelaars met witte vlagen op de Willemsbrug en het wel of niet tijdig afvuren van rode lichtkogels, verandert de binnenstad van Rotterdam in opdracht van Hermann Wilhelm Göring in een kwartier tijd in één grote vuurzee en resteert er voor Henri Winkelman, de opperbevelhebber van het Nederlandse leger, niets anders dan op 15 mei in het schoolgebouw aan de Rijksstraatweg 101 in Rijsoord de overgave te tekenen. Hij arriveert per auto met een witte vlag.

Niet halfstok, want er volgen nog uren van twijfel. De generaal traineert de capitulatie omdat de Duitsers hem in dat miezerige schoollokaaltje geen telefonisch contact mr. P.J. Oud, de burgermeester van Rotterdam, kunnen offreren. Oud, zo was de afspraak, zou voor alle zekerheid nog één keer de regering bellen. De tijd dringt. Veldmaarschalk George von Küchler zegt dat er vanuit Duitsland een tweede squadron onderweg is voor een verwoestende herhaling. Utrecht nu? Den Haag? Of wéér Rotterdam? Hij laat het in midden.
Een uur later wint de les van de 97.000 kilo brisantbommen waarmee de binnenstad van Rotterdam door 90 Heinkels van het eskader Kampfgeschwader 54 Totenkopf was plat gegooid. Het fundament voor een verdere strijd is weg. Na Polen is Nederland de tweede Duitse prijsduif - 15 mei 1940. Het is de dag waarop de gezaghebbende essayist en literatuurcriticus Menno ter Braak van het dagblad Het Vaderland zelfmoord pleegt.

Met uitzondering van het stadhuis, het postkantoor en het beursgebouw, die slechts bescheiden door een paar treffers zijn geraakt, is het hart van de stad één narokend silhouet van oude architectuur met aan de Wilhelminakade het skelet van het stoomschip Statendam. Vanaf het dak van het ongeschonden Witte Huis oogt Rotterdam apocalyptisch. Nooit heeft men het juiste aantal doden van die dagen kunnen rubriceren. De info houdt bij circa 900 op.

Er zullen later miljoenen zinnen in tijdschriften en boeken volgen over de zwartste dagen uit de geschiedenis en wie googelt kan jaren vooruit. Vreemd genoeg mankeren de tijdsbepalende documenten van Lou de Jong en Loek Elfferich in sluitende connecties. Het boek van Hans van der Paauw boeit in dat opzicht geschiedkundig meer, maar dat van Aad Wagenaar met de ooggetuigenverhalen blijft de triomfant.


Burgemeester Pieter Oud.