'Een honkbal? Een stuk linnen met zaagsel'

21 May 2018, 12:00 uur
Sport
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

De honkbalclub Neptunus bestaat deze zomer officieel 75 jaar. De sport was nieuw in Nederland en gaf in de oorlogsjaren een Amerikaans gevoel van vrijheid tijdens de nazi-overheersing. Sparta was er als eerste mee gestart en Neptunus, dat zijn veld had achter de spoorbaan van Spangen (Laansloot), volgde. De clubs hadden één coach: Bertus Nederlof.

De eerste catcher van Neptunus is Wim Landman, in die tijd ook keeper van het eerste voetbalelftal. Geen doorsneekeeper, want hij wordt in de jaren vijftig uiteindelijk doelman van het Nederlands elftal en mag in 1948 bij de OIympische Spelen de Nederlandse vlag Wembley binnenbrengen. Landman draagt in 1943 als catcher een gezichtsmasker, een van ijzer. Zelffabricage, ontworpen en in elkaar gelast door de kantinebaas en terreinmeester Jan Nouwens, één van zijn medespelers. En hij heeft na de oorlog een bodyprotector.

Honkbal is de zomersport van Ajax, RCH, Blauw Wit en EDO. Honkballen doen de deelnemers in een voetbalbroek, een voetbalshirt en op gympies. Een toque voor de geslachtsdelen, scheenbeschermers die de knieën moeten ontzien, duimprothesen, in het embryonale Hollandse honkbaltijdperk wordt volstaan met materialen die met kunst en vliegwerk zelf worden gemaakt. In de honkbalballen zit geperst zilverpapier.

Maar wie zijn de tegenstanders? Leiden heeft één club, Den Haag vier. Het is oorlog. Er is geen verplaatsingsgeld en de banden van de eerste fietsen zijn al gestolen. Eigenlijk is Sparta het beste af als het in de buurt van Het Kasteel zijn eigen tegenstanders opleidt. En zo stuurt Jos Coler van Sparta met zijn creativiteit Bertus Nederlof naar het veld van Neptunus om ook daar de nieuwe zomerschwung van een introductie te voorzien. Het lukt. Op de eerste uitlegavond komen zelfs de honkballers van Sparta mee. Het schoolbord staat buiten en Wim Landman is er ook.

‘’En weet je waarom het ons aansprak?’’, zegt Wim Landman in de door Jan D. Swart in 2014 geschreven biografie van deze keeper. ‘’Dat de spelregels Amerikaans waren en niet Duits. Dat inspireerde. Die Amerikaanse uitdrukkingen. Ook die namen van de posities. Weten jullie wat een yell is?, vroeg Nederlof. Niemand wist het. Toen heeft hij ons een kring laten vormen en ging er zelf midden instaan en riep iets wat hij thuis had ingestudeerd en waarna we dan allemaal tegelijk yeah moesten schreeuwen. Het kon ons niet Yankee-achtig genoeg zijn’.

‘’Wim Landman begon als werper, maar werd zoek geslagen’’, schrijft oprichter Jan van Riet als de honkbaltak vijftig jaar bestaat. ‘’Maar als hij zelf slagman was, dan ging het beter. In een van de eerste wedstrijden heeft hij één keer met een slag de korte stop bereikt, maar die kreeg de bal in twee stukken. Het materiaal was natuurlijk hopeloos en op de trainingen was het een chaos. Op de eerste avond had Nederlof zo’n kleine veertig man enthousiast kunnen krijgen, maar na twee trainingen waren er nog maar dertig over. Veel voetballers vonden het te link, maar onze keepers, de ijzeren jongens, Landman, Zondervan, Van Rixoort, Dufourné en Vreeswijk niet.’’
Vier van de vijf halen later het betaald voetbal, verspreid over clubs als Sparta, Feyenoord en Sittardia.

‘’We trainden als honkballer op het tweede veld’’, vertelt Landman later. ‘’Daar was geen gras. En waar wel gras groeide, stond het hoog, omdat er ’s zomers niet gemaaid werd. Als er dan eindelijk een keer iemand over de plaat kwam en hij moest die met een sliding bereiken, lag z’n hele been open. Het eerste voetbalveld was taboe. De voorzitter had ingestemd met ons honkbalavontuur, maar daar was ook alles mee gezegd. Achter het veld had hij een volkstuintje. Als daar één keer een bal inkomt, is het afgelopen, had hij gedreigd.
Volgens mij hoopte hij er ook op, want behalve ik zaten er nog twee spelers in dat honkbalteam die in augustus weer in het eerste elftal moesten voetballen. Dat vond hij belangrijker.
We zijn pas in 1943 competitie gaan spelen, maar daar zaten heel veel flauwekulwedstrijden tussen. Als ik de foto’s terugzie, dan zagen we er ook haveloos uit. Korte broek en enkelkousjes. Ook nog zwarte.

We moesten verder de spelmaterialen met Sparta delen. Nederlof kwam er mee aan en ging er mee naar huis. Voor de wedstrijden legden we zelf de honken neer. Dat waren stukken linnen met zaagsel. De plaat was geen verhoging, maar werd gesneden. De scheidsrechter droeg een protector, maar met alleen een lange slurf. Als een bal dan ongelukkigerwijs van onderen kwam, kon-ie geen kinderen meer maken. Maar er kwam geen piek van het bestuur. Voetbal en honkbal werden strikt van elkaar gescheiden. Men zag het als een manier om die vervelende saaie zomerse avonden door te komen en eens een keer niet over die oorlogstoestand te praten. Ik ook.’’

Landman beschrijft honkbal als ‘een beetje moffenpesten’. Stelt vast: ‘’Het gaf aan de oorlog een Amerikaans tintje in een toen vrij doelloos bestaan. We speelden soms zelfs op roggevelden of op velden die voor een deel waren afgezet zodat er ook nog wat schapen konden lopen. Ik heb zelfs velden meegemaakt die door de Duitsers met prikkeldraad waren afgezet tegen de geallieerde parachutisten.’’.

Van Riet:’’‘Als catcher had Landman een softbalhandschoen met alleen een duim. Het leek op een pannenkoek. Soms verdween de bal erin en moest ie ‘m eruit frunniken. Als hij de betere honkbaltijden zou hebben meegemaakt, zou Wim ook een van de beteren zijn geweest. Die jongen blonk uit in elke sport.’’

Op de benedenverdieping van het huidige honkbalstadion van Neptunus hangt achter de bar nog steeds op groot formaat een foto van het eerste negental uit 1942. Ook Landman staat erop.


Neptunus 1e negental in 1943, met Landman als catcher. Links geknield vooraan als catcher: oprichter Jan van Riet.


Als voetballer (keeper) bracht Wim Landman in 1948 namens de Oranje-équipe de Nederlandse vlag Wembley binnen.