Er wonen 8431 Polen in Rotterdam

23 April 2018, 23:58 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

door Hans Roodenburg

Op Den Haag na wonen de meeste Polen in de gemeente Rotterdam. Namelijk 8431 van de in totaal bijna circa 160.000 Polen die in Nederland zijn gevestigd.  In de gemeente Den Haag stonden per 1 januari 2016 er bijna 12.200 ingeschreven. In Amsterdam (nummer drie) ‘slechts’ 4931.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die de cijfers op een rijtje heeft gezet, stelt overigens ook een segregatie-index op die aangeeft hoeveel procent van een groep eigenlijk zou moeten verhuizen naar andere wijken om een verdeling te bereiken die identiek is aan de overige bevolking in de gemeenten. Voor Rotterdam is die factor 36,86 procent. Hoe hoger de graad hoe meer Polen zouden moeten verhuizen naar een ander deel van de stad. Zo is in Den Haag de factor ruim 38 procent.

In vrijwel alle top vijftien genoemde grote gemeenten wonen mensen met een Poolse achtergrond meer tussen de autochtone bevolking dan personen met een Roemeense achtergrond, maar minder dan met een Bulgaarse achtergrond.

De segregatie van personen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond binnen de vier grote steden ligt op een beduidend hoger niveau dan die van personen met een Poolse achtergrond. Zoals verwacht wonen de Turken en Marokkanen dus meer op een kluitje.

De Poolse inwonersgroep behoort in korte tijd tot de qua omvang zesde migrantengroep in Nederland. De meeste Polen wonen in het westen en zuiden van Nederland. Driekwart van de na 2004 gemigreerde en ingeschreven Polen denkt over vijf jaar nog in Nederland te wonen en slechts 19 procent wil voor altijd in Polen blijven wonen.

Het aandeel Polen in Nederland met een gezin neemt toe: in 2005 had 30 procent van de na 2004 (het jaar van de uitbreiding van de EU met onder meer Polen) gemigreerde Poolse paren een of meer kinderen, in 2017 is dat iets meer dan de helft.

Opvallend is dat driekwart van de Poolse migranten betaald werk heeft. Dat is ongeveer gelijk aan autochtone Nederlanders (77 procent). Wel zijn zij twee keer zo vaak afhankelijk van een flexibele arbeidsrelatie (42 tegen 22 procent), werken ze veel vaker meer dan 35 uur per week en veel vaker in banen op het laagste beroepsniveau.

Dat zijn enkele bevindingen uit het 164 pagina’s tellende rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) ‘Bouwend aan een toekomst in Nederland. De leefsituatie van Poolse migranten die zich na 2004 hebben ingeschreven’. Voor dit onderzoek, uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn circa 1100 Poolse migranten gevraagd over hun leven in Nederland.

Dit onderzoek geeft dus geen beeld van de niet-ingeschreven Poolse arbeidsmigranten die veel vaker op tijdelijke basis in Nederland verblijven.

De Poolse groep in Nederland is in korte tijd enorm in omvang toegenomen. Naast de 160.000 in het bevolkingsregister ingeschreven Polen, zijn er nog ca. 90.000 Polen die hier wel werken, maar niet staan ingeschreven in het bevolkingsregister (maar alleen in het Register Niet-Ingeschrevenen). In totaal zijn er dus een kwart miljoen Polen in Nederland.

Van de Poolse migranten heeft slechts 1,8 procent een bijstandsuitkering. Dat is minder dan bij autochtone Nederlanders (2,3 procent). Dit lage aandeel staat in relatie met de sterke arbeidsoriëntatie en -participatie van veel Poolse migranten, maar ook speelt mee dat niet alle Poolse migranten recht hebben op bijstand, omdat ze minder dan vijf jaar onafgebroken in Nederland verblijven.

De meeste Poolse migranten hebben moeite met de Nederlandse taal. Slechts rond de 10 procent geeft aan nooit moeite te hebben. Binnen de Poolse groep heeft 25 tot 30 procent nooit of nauwelijks contact met autochtone Nederlanders. Een groot deel van de Poolse migranten (44 procent) wil wel graag meer contact.

Poolse migranten zijn redelijk te spreken over Nederland. Ze geven Nederland gemiddeld een rapportcijfer van 7,1. Dat is een hoger rapportcijfer dan autochtonen aan de Nederlandse samenleving geven (6.6).