Gijsbert van Langeveld had ten tijde van de Duitse inval twee dochters. De jongste heeft geen herinneringen aan haar vader. Ze was nog een klein meisje toen hij uit haar leven verdween. Pas veel later, toen ze met haar man en pasgeboren dochter aan het wandelden was, besefte ze opeens dat zij zelf als klein kind nooit samen met háár vader en moeder heeft kunnen wandelen door de stad. Dat gevoel van gemis ging nadien nooit helemaal weg.
Haar vader, machinist Van Langeveld, voer voor de Rotterdamsche Lloyd. Net als veel andere zeevarenden was hij vaak maandenlang van huis. Hij zat aanvankelijk op de wilde vaart en later op de passagiersvaart. In 1939 nam hij afscheid van zijn vrouw en twee kleine dochters, vol vertrouwen dat hij hen weer terug zou zien.
Hij was nog steeds op zee toen op 10 mei 1940 het Duitse leger ons land binnenviel. Op dat moment waren zo’n 850 Nederlandse schepen in de vaart: vrachtschepen, tankers, passagiersschepen, maar ook sleepboten en kustvaarders, met aan boord ongeveer 18.000 bemanningsleden, onder wie 12.000 Nederlanders.
Al die opvarenden werden plots bij de oorlog betrokken toen in juni 1940 de vaarplicht werd ingevoerd. Die bepaalde dat alle Nederlandse zeelieden als zeesoldaat moesten blijven varen. De schepen werden voortaan ingezet om oorlogsmaterieel te vervoeren, of levensmiddelen om de Engelse bevolking en de Britse soldaten te voeden. De koopvaardijschepen verzorgden troepen- en
evacuatietransporten, of deden dienst als hospitaalschepen. In het begin waren de schepen niet of nauwelijks beschermd tegen de Duitse aanvallen met torpedo’s en bommen. Veel koopvaardijschepen werden geraakt en onherstelbaar beschadigd. Bemanningsleden die gered hadden kunnen worden van het zinkende schip, werden alsnog beschoten. Het werd de hel op zee.
Om de schepen en de bemanning te beschermen, gingen de schepen in konvooi varen. Dat bood nauwelijks soelaas. Bovendien was er een keiharde, onmenselijke regel: de bemanning van een geraakt konvooischip mocht niet worden gered door een ander schip, want vaart verminderen maakt kwetsbaar. Drenkelingen zagen hun laatste hoop letterlijk aan zich voorbij varen.
Van Langeveld voer op de Slamat, een passagiersschip dat gereed was gemaakt voor troepentransport. In april 1941 kreeg de bemanning opdracht naar Griekenland te varen om Britse soldaten te repatriëren. Die hadden gevochten om te voorkomen dat de Duitsers Griekenland zouden bezetten. Tevergeefs! Om de Britten te evacueren, werd in allerijl een gelegenheidsvloot geformeerd, waarvan de Slamat deel uitmaakte.
De Slamat nam 508 Engelse soldaten aan boord. Het leek goed te gaan, maar eenmaal op volle zee werd het schip aangevallen en gebombardeerd, waarna het in brand vloog. Een groot deel van de opvarenden kon tijdig van boord komen. Britse oorlogsschepen snelden te hulp om de drenkelingen te redden. Ook Van Langeveld lukte het om aan boord te komen van zo’n schip. Maar het
noodlot sloeg alsnog toe toen Duitse vliegtuigen die kleinere schepen met mitrailleurvuur bestookten. Bij de ondergang van de Slamat kwamen uiteindelijk 983 mensen om het leven, onder wie Gijsbert van Langeveld.
Pas vier maanden later, in augustus 1941, hoorde Etty van Langeveld dat de Slamat was vergaan. Haar man was opgegeven als vermist. Dit trieste bericht kwam als donderslag bij heldere hemel, toen ze in een winkel stond. Op weg naar huis hield zij zich nog sterk, zoals ze al die oorlogsmaanden al had gedaan, als hoofd van haar eenoudergezin. Maar toen ze thuis haar dochters
zag, zo jong nog, kwamen de tranen. “Het was de eerste en enige keer dat ik mijn moeder zag huilen” zegt haar jongste dochter nu.
Vele maanden van onzekerheid volgden, want de Rotterdamse Lloyd kon geen uitsluitsel geven over het lot van haar man. Etty besefte wat ‘vermist’ betekende. Ze heeft nog lang gehoopt op een teken van leven, maar dat kwam niet. Toen liet ze een kleine rouwadvertentie in de krant zetten, waarin stond dat haar man vrijwel zeker op zee was omgekomen. Meer kon ze niet doen.
Hoe het op de schepen is geweest en wat die mannen allemaal hebben meegemaakt, daarvan kunnen we ons nauwelijks een voorstelling maken. Jarenlang moesten zij hun ouders, geliefden en familie missen. Zouden ze elkaar ooit weer zien? Hoe hielden zij het hoofd boven water, in het bezette Nederland? Vragen waar ze geen antwoord op wisten, omdat de communicatie met het thuisfront zo moeilijk was. Ook Gijsbert zal wel eens een traan hebben gelaten als hij aan zijn Etty en hun twee dochters dacht.
Naast dat grote gemis voelden de mannen voortdurend angst. Op zee dreigde van alle kanten gevaar, van Duitse bommenwerpers in de lucht, torpedoboten op zee en duikboten onder water. Als hun schip een voltreffer kreeg, was het alle hens aan dek en redden wat er te redden viel.
Soms lukte het om een haven te bereiken. Maar vaker verdwenen een getroffen schip in de golven. Soms lukte het om van boord te komen, maar vaker konden de opvarenden geen kant meer uit en verging het schip met man en muis. Ondanks alle verliezen en ontberingen bleven de opvarenden van de koopvaardij hun werk doen. Ze hielden de bevoorradingslijnen in tact tussen
Amerika en Engeland, een lijn die vitaal was voor de geallieerden. Een lijn die ook serieus dreigde te breken.
We mogen nooit vergeten dat onze dappere zeesoldaten met hun inzet en hun offers uiteindelijk hebben bijgedragen aan de overwinning.
Machinist Gijsbert van Langeveld was één van hen.
Burgemeester Ahmed Aboutaleb las bovenstaand verhaal voor tijdens de herdenking van 3600 omgekomen zeelieden, vrijdagochtend op het Leuvehoofd.
Getroffen schepen in de golven
4 May 2018, 13:59 uur
112