Is DNA-spoor in oude moordzaak voldoende?

18 September 2018, 08:21 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

De 59-jarige Albert B. wordt verdacht van de moord op twee vrouwen in Rotterdam, meer dan een kwart eeuw geleden. Hij werd opgepakt omdat zijn DNA overeenkwam met dat in het sperma dat bij de vrouwen was gevonden. Maar, zoals de advocaat van B. eerder al opmerkte: ''met spermasporen bewijs je geen moord". B. weerspreekt de aantijgingen. De rechtbank in Rotterdam behandelt de zaak dinsdag en het Openbaar Ministerie formuleert de strafeis.

B. werd vorig jaar april opgepakt voor de moord op de dakloze Berendina Stijger (45) in 1990 en de prostituee Francis Garcia-Hofland (22) in 1991. Beide vrouwen werden half ontkleed gevonden met een doorgesneden keel en diverse andere steekwonden. Een DNA-verwantschapsonderzoek zette de politie op het spoor van de Schiedammer.

B. ontkent dat hij de vrouwen heeft gedood maar hij heeft wel toegegeven dat hij destijds prostituees bezocht. Zijn verklaringen zijn onsamenhangend. Tijdens een eerdere zitting zei hij al eens dat hij denkt dat er anderen zijn geweest die de moorden hebben gepleegd en dat hij er is ingeluisd. Een andere keer vertelde hij: ''Misschien was mijn lichaam er wel, maar ik niet."

Ook hield hij al eens een warrig betoog tegen de rechter over een wetboek, 400 gulden en zijn buren. ''Er gebeurt heel veel", zei hij. De rechter moest hem ook een keer helpen herinneren dat hij wakker moest blijven.