Jan D. Swart: 'De campagne bereikt het haatrandje'

11 March 2018, 01:00 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Jan D. Swart: 'De campagne bereikt het haatrandje'

Ik heb altijd onbedaarlijk moeten lachen als de hoofdredacteur van het Rotterdams Nieuwsblad in z’n commentaar de Russische president tot de orde riep. Daar was Brezjnev dan helemaal van in de war.

Ebru Umar (beetje Leefbaar) was toen nog kleuter en Barbara Kathmann (vol PvdA) in de maak.
De laatste vindt de eerste nu gevaarlijk, waarna de eerste antwoordde: ik haat je niet, maar minacht je wel.
Twee dames. Allebei een tong als een pincet.
Ik vraag u bij de les te blijven.

Het RN deelde destijds zijn hoofdredacteur met de Haagsche Courant en had de beste van Nederland. Maar zijn buitenlandbeleid was zó onbescheiden dat de leden van het staatspresidium in Moskou in de atlas speurden waar die krant gedrukt werd. Als Brezjnev daarna in het Kremlin ook nog om een passer vroeg bad de seculiere Rotterdamse burgemeester Bram Peper rozenkransjes uit vrees dat de baas van de Russen de vergeldingscirkel niet te precies zou nemen.

Toen Brezjnev stierf had hij natuurlijk nog nooit van Nederland gehoord. Laat staan van café Jan Linssen aan de Oude Binnenweg waar wij als redactie heen vluchtten en met een pan op ons kop aan de bar zaten als de hoofdredacteur het weer eens op z’n heupen had.

Af en toe kwam er in die tijd ook nog wel eens zo’n buitenlandexpert van Clingendael een buitenlandse staatsleider de les lezen. Wat dat betreft bleven we rond het Bucklersucces van Youp van ’t Hek onverbeterlijke optimisten. We hadden de gore lef om te denken dat we in het binnen- en buitenland van alles in de melk te brokkelen hadden met ons vrije woord.
We hebben de zaak wat afgekat. Ook elkaar.

Nu we dertig jaar verder zijn is dat wel even andere koek. Na de moord op Fortuyn en Van Gogh piepen we anders. Ook nationaal zijn we meer en meer op onze hoede. Daarom snap ik Pechtold niet. Als enige grote uitzondering actueel he-le-maal doorgedraaid in zijn haat naar Baudet. Alsof hij 2002 in zijn memoires niet heeft opgeslagen. Alsof hij nog nooit van Paul Rosenmoller heeft gehoord: destijds GroenLinks-expert demoniseren en met de staart tussen zijn benen gevlucht toen hij inzag dat Nederland hem uitkotste.

Met Pechtold (D66) zijn we anno 2018 terug in de tijd dat de schrijver Willem Frederik Hermans zijn collega Harry Mulisch een apparatsjik noemde, omdat die zich nergens voor geneerde. En daar had Hermans zo’n schik over in dat hij de dichter Adriaan Morriën als een vieze oude man beschreef. Verder vond Hermans de schrijver Simon Vinkenoog raar, agressief en contactgestoord, terwijl hij over Harry Mulisch sprak in termen van een fascist.

De intelligentsia van Nederland klaagde elkaar nooit aan, omdat zij beter dan rechters het verschil wisten tussen laster, smaad, spot, ironie, kwetsen en beledigen. Politici hebben daar geen notie van. Bakfietsers en moslims gooien alle beledigingen op één hoop en noemen alles racisme. Daarna hopen dat er een rechter is die het ook niet snapt.

De enige intellectueel die ooit een keer voor de rechter moest verschijnen was de schrijver Gerard Reve, maar die beledigde in een van zijn boeken God door hem te reïncarneren als een ezel waarmee hij gemeenschap had. Dat viel onder Godslastering.

De geschiedenis op dit punt is interessant. Columnist Hans Auer recenseerde Maarten ’t Hart als de meest verkochte schrijver die niet kan schrijven. Dat was ludiek. Maar dat gold niet voor die valse Marcel van Dam van de Vara, die Pim Fortuyn een minderwaardig mens noemde. Van Dam was een etter. Dat zeg ik, terwijl ik eigenlijk de leeftijd voorbij ben om hier trots op te zijn. Maar ik wil de waarheid ook geen geweld aan doen. Hoerenloper Rob Oudkerk applaudisseerde voor Van Dam en Jan Blokker spande de kroon om Fortuyn met Mussolini te vergelijken.

Maar de week erop was Willy Alberti weer gewoon de zingende tuinkabouter van de vrolijke Blokker en noemde hij Sonja Barend een gratekut.

Er is wat beledigd in Nederland. De lezers een appelflauwte van het lachen, terwijl de slachtoffers zich voor de zoveelste keer met een hamstervoorraad voor een week in hun tuinhuisje moesten terugtrekken. Ze durfden niet meer over straat.

Tegenwoordig zijn Yolanthe Sneijder-Cabau van Kasbergen, Sylvie Meis en Sabia ex-Boulahrouz afwisselend Italiaans-, Duits-, Turks-, Marokaans- en Nederlands wereldnieuws, maar als hun parkiet kanker heeft, zijn hun mannen uit vorm. Kranten en tijdschriften hebben jarenlang vol gestaan met die niet te pruimen Yolanthe met haar geile dwerg, hun penthouse van vijfhonderd vierkante meter, met vier dakterrassen en het uitzicht op de Bosporus. Nu wonen ze in Qatar. Samen voor het slapen bidden ze Het Onze Vader, plus een klein dankwoord: dank u Heer, voor ons dagelijks brood en de miljoenen euro’s die maar blijven binnenstromen.
Ik geloof dat ik dat ik dat schreef.
Wat dat betreft was ik geen haar beter.

Maar in vergelijking met Hugo Brandt Corstius bleef ik saai, want hij durfde het in topvorm aan om minister Onno Ruding op Adolf Eichmann te vinden lijken en landskampioen was Theo van Gogh die M. met een geit liet neuken en daarna werd vermoord.

De vader van Theo had hem nog zo gewaarschuwd. ‘Je mag wel alles schrijven, maar het hoeft niet.’