OM in het verweer tegen mensenhandel

10 October 2018, 20:33 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Tijdens de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak tegen vier verdachten van mensenhandel heeft de officier van justitie van het Openbaar Ministerie Rotterdam onvoorwaardelijke gevangenisstraffen geëist, variërend van 18 maanden tot drie jaar.

De hoofdverdachte in deze zaak is een 31-jarige man, de medeverdachten zijn twee vrouwen van 27 en een vrouw van 31 jaar. Het OM verdenkt hen van seksuele uitbuiting van twee vrouwelijke slachtoffers van 29 en 32 jaar, die afkomstig zijn uit Nigeria en illegaal in Nederland verbleven. De uitbuiting zou hebben plaatsgevonden in de periode 2014-2016. De man en één van de drie vrouwen worden ook verdacht van oplichting en het uitgeven van vals geld in 2015.

De drie vrouwelijke verdachten waren betrokken bij het prostitutiewerk van de slachtoffers: zij regelden de locaties en afspraken met klanten, maakten advertenties aan op sekssites en gaven aan de prostituees door welke klant er kwam en welke ‘werknaam’ ze moesten gebruiken. De mannelijke verdachte had een meer coördinerende rol en haalde de verdiensten van de prostituees bij hen op. Volgens het OM is te bewijzen dat de verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van de twee slachtoffers. Dat de verdachten aan de vrouwen wilden verdienen staat, wat het OM betreft, vast.

Kwetsbare positie

De slachtoffers verbleven illegaal in Nederland, waren onbekend met de Nederlandse taal en cultuur en kenden hier vrijwel niemand. Zij hadden schulden, die ze moesten terugbetalen met het prostitutiewerk. De slachtoffers sliepen op hun werkplek; zij hadden geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Ze konden niet zelf bepalen hoeveel klanten ze ontvingen en wanneer ze klanten ontvingen; dat bepaalden de verdachten. Volgens het OM hebben de verdachten misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden.

De rechtbank in Rotterdam doet op dinsdag 23 oktober uitspraak in deze zaak.