Ouwe Rotterdamse café’s (7) – ’t Fust

1 July 2018, 13:54 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

door Joris Boddaert

Anno 1930 telde Rotterdam 1400 cafés en was daarmee koploper in ons land. Dorstige lieden konden in dat jaar langs de 430 meter lange Schiedamsedijk in maar liefst 80 kroegen terecht. ‘De Dijk’ was – werkelijk waar – één van de meest alcoholische plekken van Europa. Thans existeren er in 010 nog altijd zo’n 625 cafés. Rotterdam heeft altijd een rijke kroegcultuur geteld. De stad heeft tal van aantrekkelijke etablissementen en in het verleden was dat niet anders. Het is altijd leuk om terug te kijken. Daarom iedere week aandacht voor een kroeg uit het recente verleden.

‘t Fust

In het jaar van Feyenoords eerste naoorlogse landstitel (1961) is Rotterdam nog steeds een buurttheater met in het hals over kop geresette centrum nieuwe cafés en bars als sleutelplaatsen voor vrolijke kleine havensmokkelaars. Hun ritselplek is de nieuwe tapperij en eterij ’t Fust, waar ’s zomers zilte oesters sur place gekraakt worden.

De Feyenoorders Cor van der Gijp, Henk Schouten en Coen Moulijn komen er graag, want er wordt gelachen. Ook Sparta-speler Ad Verhoeven wordt er vaak gesignaleerd en later – als hij van NAC naar Rotterdam is gekomen – volgt Theo Laseroms. Ze ontdekken er een interessante herrie rond een groepje ladingschrijvers en kaaidraaiers, dat zwart geld verdient dat als een tapijt op hun handpalm rust.

’t Fust is een modern, ruim bruin café van Klaas van Duijn en Jan Kregel senior. Ruime ramen kijken uit op het Stadhuisplein en wie naar rechts draait ziet de Lijnbaan, de eerste winkelboulevard ter wereld zonder auto’s.

Op het terras van het verzameletablissement zitten ’s zomers de lekkere meiden: minirok, hoge hakjes, open hiel. Binnen paradijsvogels, krantenlezers: één kop koffie per uur. Maar aan de bar gaat het met het bier harder: parlevinkers, koppelbazen, voetballers, uitsmijters en katvangers. Een rijk pallet aan vertellende ervaringskunstenaars, snel en jazzy. Als er één verhaal uit is, schiet er hen wel weer een ander te binnen. Humor als opium tegen regels en de gevestigde orde. Dat type. Scherp en altijd omringd door bewonderende dames.

Allemaal oorlogskinderen uit de grote stad, speciale beroepen, ingekleurd aan een unieke bar, die gemaakt is van een originele koperen brouwketel uit de oude Heineken-brouwerij met een gewicht van viereneenhalve ton. Elk jaar wordt er gemiddeld 1770 hectoliter bier getapt en men kan er illegaal voetbalpoolen.
Eén klant betaalt nooit.
Henk Kranendonk.
Rotterdam kort zijn naam af: Kraan.
‘Ik ben hier voor de dorst, niet om me knip te trekken.’
In het pas verschenen boek van auteur Jan D. Swart (Kraan en de Donderstenen van Feyenoord) komt ’t Fust rijkelijk aan bod. En het café staat er op de vertrouwde plaats nog steeds in volle glorie.