Deze week heeft de Rotterdamse gemeenteraad de Rotterdamse MobiliteitsAanpak (RMA) vastgesteld. Deze RMA zorgt er kort gezegd voor dat onze stad bereikbaarder, veiliger en schoner wordt. Een no-brainer. Daar kun je toch moeilijk tegen zijn zou je zeggen.
Toch werd ook dit onderwerp weer voer voor vrij veel politieke ophef en een gepolariseerd debat. Je hoefde niet lang te wachten of de geijkte terminologie vloog alweer over tafel: ‘dit is gewoon autootje pesten’, ‘de stad gaat op slot’, ‘zijn dit nu de plannen waar we zo lang op hebben moeten wachten?’
Logisch als je de dogma’s van verschillende politieke partijen en de mores in de Rotterdamse politiek kent, maar vreemd als je simpelweg nuchter naar de inhoud kijkt. De redenering van de RMA is namelijk vrij simpel: de stad is druk en mag wel wat schoner en veiliger en aan de randen van de stad en buiten de stad is er een hele andere behoefte aan mobiliteit dan in het stadscentrum.
Als ‘GoogleMaps' meestal dwars door Rotterdam aangeeft als de snelste route van Bodegraven naar Barendrecht, dan heb je op z’n minst iets om over na te denken. Weinig mensen halen het in hun hoofd om met de auto dwars door Londen of Parijs te rijden. Iedereen zal beamen dat het in Italiaanse steden, waar grote delen autovrij zijn, heel prettig toeven is. Maar in Rotterdam hebben we gewoon een paar semi-snelwegen dwars door de stad en dat zijn we normaal gaan vinden.
Maar wat nou als we dat eens niet meer normaal vinden? Dan moet je heel goed gaan kijken naar de opbouw van je stad en anders durven kijken. Dan is een verkeerscirculatieplan niet meer genoeg, maar heb je een fundamentelere aanpak nodig. Die aanpak moet dan op een analyse en leidende principes rusten, anders zal iedereen je betichten van gelegenheidspolitiek en doekjes voor het bloeden en los je uiteindelijk niks op.
De RMA ziet dat de stad en dus ook de mobiliteit groeit, dat er steeds meer vormen van verplaatsen komen, dat de keuze voor de fiets en OV het langzaam winnen van de auto, dat je teveel dwars door de stad kunt racen en dat langzamer veiliger is. Daarop worden vier leidende principes gebaseerd:
1. Van doorkruisen naar verblijven (ruim baan dus voor voetgangers, fietsers en OV);
2. Veilige en gezonde verbindingen (niet alles door elkaar, maar indelen op snelheid);
3. Mobiliteit is voor iedereen (meer keuzes en meer aandacht voor vervoersarmoede);
4. Vitale economie (efficiënte en schone logistiek)
Is er dan niks op aan te merken? Tuurlijk wel. Aandacht voor bereikbare (buiten)wijken en kleine kernen is teveel op de achtergrond geraakt door de, misschien wel terechte, aandacht voor het centrum. Maar met een beetje zachte dwang van CDA en VVD is dat weer recht getrokken.
Én het mag allemaal wat beter en concreter rondom het bestrijden van vervoersarmoede. Want vervoersarmoede zorgt voor uitsluiting en isolement en dat gunnen we geen enkele Rotterdammer. Het OV mag voor minima dus goedkoper, er moeten afspraken worden gemaakt met werkgevers aan de randen van de stad en meer mensen moeten in de gelegenheid worden gesteld om te (leren) fietsen.
En dan de hamvraag: pesten we nou de autorijder? Nee joh! We zeggen alleen tegen de autorijder die dwars door onze stad wil racen dat ie er beter omheen kan gaan en we maken ruimte voor de Rotterdammer ín de stad die z’n Heilige koe gewoon keihard nodig heeft. Geen reden dus voor politieke ‘fuss’, gelukkig vond de meerderheid van de Rotterdamse volksvertegenwoordiging dat uiteindelijk ook en gaan we met z’n allen de goede weg op.