Studentenwoningen blijven gewoon meetellen als - volwaardige - sociale huurwoningen. Dat kan worden afgeleid uit het vorige week gepubliceerde wetvoorstel De Regie op de Volkshuisvesting van minister Hugo de Jonge.
Over het apart indelen van studentenwoningen rept de minister met geen woord in zijn 68 pagina's tellende wetsvoorstel. Sterker nog: het woord studentenhuisvesting komt zelfs in zijn geheel niet voor in de Regie op de Volkshuisvesting.
In juni 2021 erkende toenmalig minister Kajsa Ollengren nog dat het beter was om wel een onderscheid te maken. "Ik acht het wenselijk en het ligt voor de hand om studentenwoningen als aparte categorie mee te tellen in de monitoring van de bouw van sociale huurwoningen en het los te zien van de behoefte aan reguliere sociale huurwoningen", antwoordde de D66-bewindsvrouw op vragen van de SP.
Zolang studentenwoningen op één hoop worden gegooid met gewone sociale huurwoningen, kan dat slecht uitpakken voor woningzoekende gezinnen (voor wie een studentenwoning te klein is). Ervaringen in Rotterdam leerden dat de afgelopen jaren.
In Rotterdam werden de afgelopen jaren duizenden studentenwoningen gerealiseerd. De gemeente deelde ze in in de categorie sociaal. En kon daarmee uitdragen dat er enorm veel sociale woningen werden gebouwd. Dat terwijl nauwelijks sprake was van nieuwbouw van gewone - lees: voor huishoudens met kinderen geschikte - sociale huurwoningen. Het gevolg was en is nog steeds dat mede daardoor de wachttijden voor sociale huurwoningen almaar langer zijn geworden.